ECLI:NL:RBZWB:2025:8141
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op de aanvraag tot herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen van het UWV op de aanvraag van 17 juli 2020 tot herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van [ex-werkneemster], een (ex-)werkneemster van eiseres. Het UWV heeft op 27 januari 2025 beslist op de aanvraag, maar eiseres heeft de rechtbank verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waarop het UWV niet heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het UWV inhoudelijk aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit. Eiseres heeft in een e-mailbericht aan de rechtbank van 27 februari 2025 aangegeven dat zij het niet eens is met het besluit van 27 januari 2025 en daar al bezwaar tegen heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep ter behandeling als bezwaar naar het UWV te verwijzen, omdat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep.
De rechtbank overweegt verder dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, er aanleiding bestaat om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres, omdat het UWV aan eiseres tegemoet is gekomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden en veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, op 21 november 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.