Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- de brief van de Raad van 30 december 2024, ingekomen bij de griffie op 2 januari 2025;
- het e-mailbericht van de griffie aan de Raad van 20 januari 2025;
- het e-mailbericht van de Raad van 20 januari 2025;
- het e-mailbericht van de Raad van 22 januari 2025;
- het e-mailbericht van mr. B.J.P. van Gils van 22 januari 2025;
- het e-mailbericht van de griffie aan mr. B.J.P. van Gils van 23 januari 2025.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de Raad
5.De standpunten van de belanghebbenden en informant
6.De beoordeling
- [minderjarige] heeft een veilige, stabiele woonplek;
- er wordt diagnostisch onderzoek verricht bij [minderjarige] , zodat er zicht komt op zijn
- het toekomstperspectief van [minderjarige] is duidelijk;
- [minderjarige] heeft zijn trauma’s verwerkt;
- [minderjarige] gebruikt geen drugs;
- [minderjarige] neemt deel aan onderwijs of dagbesteding;
- het is duidelijk welke rol de vader van [minderjarige] kan spelen in zijn leven;
- de draagkracht van moeder wordt vergroot, zodat zij [minderjarige] kan blijven
regulieremachtiging gesloten jeugdhulp geen uitzondering. Een machtiging gesloten jeugdhulp vormt een ernstige inbreuk op de vrijheid en het privéleven van [minderjarige] en een dergelijke plaatsing dient in het licht van artikel 5 lid 1 sub d van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 15 van de Grondwet, aan zware zorgvuldigheidseisen te voldoen. Een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die zelf met de minderjarige heeft gesproken en daarna op basis van zijn/haar deskundigheid al dan niet instemt met het gesloten plaatsen van een minderjarige, vormt in dat kader een waarborg. Nu aan dit wettelijke vereiste niet is voldaan, ziet de kinderrechter geen andere mogelijkheid dan het verzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp af te wijzen.
7.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.