Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1968 in Joegoslavië. De zaak betreft twee woninginbraken die op 17 februari 2024 zouden hebben plaatsgevonden. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.L. Vermeulen. Tijdens de zitting op 6 november 2025 hebben zowel de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij beide inbraken, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te kunnen veroordelen.
De rechtbank heeft de camerabeelden van de woninginbraak aan [adres 1] bekeken, maar concludeerde dat de herkenning van de verdachte door een verbalisant niet voldoende betrouwbaar was. De beelden toonden twee mannen, maar de identificatie van de verdachte was niet overtuigend genoeg. Daarnaast ontbrak er bewijs voor de tweede inbraak aan [adres 2]. De rechtbank heeft daarom besloten de verdachte van beide feiten vrij te spreken.
De benadeelde partij, [benadeelde 1], had een schadevergoeding van € 12.050,-- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank heeft ook de kosten van de verdachte begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, maar de voorzitter, de jongste rechter en de griffier waren niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.