In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat zij van mening is dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen een besluit van 25 september 2024, dat een wijziging in haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) inhield. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn, aangezien eiseres het UWV op 17 april 2025 in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht van € 53,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.