ECLI:NL:RBZWB:2025:810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11186476 CV EXPL 24-2326 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en geschil over overeenkomst van opdracht tussen advocatenkantoor en financiële holding

In deze zaak staat centraal of er een overeenkomst van opdracht is gesloten tussen Florent B.V. en Truckom B.V. Florent, een advocatenkantoor te Amsterdam, vordert betaling van een factuur van € 9.793,93 van Truckom, een financiële holding te Breda. Truckom betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stelt dat zij geen juridisch advies heeft ontvangen van Florent. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht is gesloten, gebaseerd op de communicatie tussen partijen en de werkzaamheden die door Florent zijn verricht. De rechter oordeelt dat Truckom de factuur moet betalen, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie vordert Truckom ontbinding van de overeenkomst, maar deze vordering wordt afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten toegewezen aan Florent, met uitzondering van het salaris van de gemachtigde, omdat Florent en haar gemachtigde als één partij worden beschouwd. Het vonnis is uitgesproken op 29 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11186476 \ CV EXPL 24-2326
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
FLORENT B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Florent,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
TRUCKOM B.V.,
te Breda,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Truckom,
gemachtigde: mr. D.R.D.A. Buren-Baks.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten en of Truckom uit hoofde van die overeenkomst betaling is verschuldigd aan Florent.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024
- de brief van 29 november 2024 met productie 2 van Truckom
- de akte overlegging nadere producties met producties 14 tot en met 19 van Florent
- de akte overlegging nadere producties met productie 20 van Florent
- de mondelinge behandeling van 10 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

In conventie en in reconventie
3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. Florent is een advocatenkantoor in Amsterdam.
b. Truckom is een financiële holding. De heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is de enige bestuurder van Truckom.
c. Truckom heeft haar onderneming in 2020 verkocht aan Transporeon. Daarover is een geschil ontstaan. Truckom werd bij gestaan door het [het advocatenkantoor] . Vervolgens ontstond bij Truckom de behoefte aan een juridische analyse van bepaalde
e-mails en advisering in dat kader. Daartoe heeft [het advocatenkantoor] , op verzoek van Truckom, contact gezocht met Florent.
d. Op 26 september 2023 stuurt een medewerker van [het advocatenkantoor] een e-mail aan Florent dat zij graag gebruik willen maken van hun expertise, maar dat het goed is om eerst een conflict check te doen.
e. In zijn e-mail van 2 oktober 2023 om 08:45 uur schrijft [bestuurder] aan [gemachtigde] van Florent:
“Beste [gemachtigde] , Bijgaand stuur ik de aantekeningen van [voormalig CEO] , destijds CEO, met de bijbehorende emails ter beoordeling. (…)”
f. In zijn e-mail van 2 oktober 2023 om 08:55 uur antwoordt [gemachtigde] van Florent aan [bestuurder] :
“Goedemorgen [bestuurder] , dank voor jouw bericht. Ik blader hier even doorheen. Zullen we om 10.30 uur even bellen? Kan ook later. Ik kan alvast een secretaresse instrueren om een dossier te openen zodat we voortvarend aan de slag kunnen. Zal ik Truckom BV als cliënt aanhouden?”
g. In zijn e-mail van 2 oktober 2023 om 10:54 uur schrijft [bestuurder] aan [gemachtigde] :
“Hallo [gemachtigde] , Heb zojuist met [voormalig CEO] gebeld en hij is akkoord met een gesprek hierover. Hij vraagt of dat in de middag kan. Zijn telefoonnummer is (…). Met dank voor het gesprek.”
h. Op 3 oktober 2023 heeft Florent per e-mail een opdrachtbevestiging waarin de algemene voorwaarden van Florent van toepassing worden verklaard verstuurd aan Truckom.
Truckom heeft deze opdrachtbevestiging niet ondertekend.
i. Op 3 oktober 2023 om 17:01 uur stuurt Florent aan [bestuurder] een e-mail over de scope van de opdracht, waarop [bestuurder] per e-mail van 3 oktober 2023 om 19:18 uur reageert:
“Beste [gemachtigde] , Dat heb je helemaal goed. (…) Ik hoor graag.”
j. Op 7 oktober 2023 e-mailt Florent aan [bestuurder] een herinneringsverzoek tot identificatie, waarbij op een identificatielink kan worden geklikt.
k. Op 4 oktober 2023 in de ochtend heeft tussen [gemachtigde] van Florent en [voormalig CEO] communicatie via whatsapp plaatsgevonden over een telefoongesprek dat later die dag zou plaatsvinden.
l. Op 8 oktober 2023 stuurt [gemachtigde] van Florent een e-mail aan [medewerker 1] van [het advocatenkantoor] met de vraag of zij (een) productielijst(en) van de arbitrageprocedure heeft. [medewerker 1] reageert hierop dat zij die heeft en zal toesturen. Vervolgens stuurt [medewerker 1] de productielijsten toe aan [gemachtigde] . Daarna stuurt [gemachtigde] een e-mail aan [medewerker 1] waarin hij vraagt om alle processtukken uit de arbitrage en meldt hij dat hij verwacht vanavond zijn advies met [bestuurder] te delen. Vervolgens stuurt [medewerker 1] de processtukken door aan [gemachtigde] .
m. Op 9 oktober 2023 vindt er e-mail correspondentie plaats tussen [gemachtigde] van Florent en [bestuurder] over een belafspraak om 20:30 uur.
n. Op 9 oktober 2023 verzoekt [gemachtigde] voor de volgende dag om telefonisch overleg met [het advocatenkantoor] , waarop [medewerker 1] reageert en partijen afspreken om met elkaar op 10 oktober 2023 telefonisch te overleggen tussen 15:30 en 16:00 uur.
o. Op 10 oktober 2023 e-mailt Florent aan [bestuurder] nogmaals een herinneringsverzoek tot identificatie, waarbij op een identificatielink kan worden geklikt.
p. Op 27 oktober 2023 e-mailt [gemachtigde] aan [medewerker 2] van [het advocatenkantoor] :
“Beste [medewerker 2] , Neem ik terecht aan dat Truckom geen vernietiging van het arbitrale vonnis zal gaan vorderen? Ik zal mijn dossier dan sluiten.”
q. Op 29 oktober 2023 e-mailt [medewerker 2] aan [gemachtigde] van Florent:
“Ha [gemachtigde] – ik heb geadviseerd conform het gesprek dat wij hebben gevoerd, maar cliënt wil toch de mogelijkheden onderzoeken (…). De zaak krijgt dus toch een vervolg. Stem jij met [bestuurder] af over jullie rol going forward? Vanwege de kennisneming van de e-mails is inhoudelijke betrokkenheid bij de procedure ingewikkeld maar wellicht wil [bestuurder] je nog als sparring partner o.i.d. gebruiken?”
r. Op 22 november 2023 stuurt [medewerker 2] van [het advocatenkantoor] een e-mail aan [gemachtigde] waarin hij schrijft:
“Beste [gemachtigde] – Truckom ziet bij nader inzien toch af van een eventueel vervolg; de zaak is dus afgerond. Dank voor je hulp!”
s. Truckom heeft de declaratie van Florent van 13 november 2023 ten bedrag van € 9.793,93 (met vervaldatum 13 december 2023) niet betaald.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Florent vordert - samengevat – veroordeling van Truckom tot betaling van
€ 9.793,93, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Florent legt aan haar vordering ten grondslag dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen inhoudende dat Florent juridisch advies en bijstand heeft verleend aan Truckom. Forent en Truckom hebben over de precieze invulling van de werkzaamheden gesproken en hebben afgesproken dat Florent maximaal € 10.000,-- (exclusief btw en kantoorkosten) zou declareren. Florent heeft voor de werkzaamheden een bedrag van € 9.793,93 (inclusief kantoorkosten en btw) in rekening gebracht dat door Truckom onbetaald is gelaten.
4.3.
Truckom voert verweer. Truckom concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Florent, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Florent, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Florent in de kosten van deze procedure.
4.4.
Truckom betwist dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Florent. Ook betwist Truckom dat zij (schriftelijk) juridisch advies van Florent heeft ontvangen. Hoewel over de reikwijdte van de opdracht is gecommuniceerd, is er geen overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Daarom dient de vordering van Florent te worden afgewezen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.6.
Truckom vordert - samengevat - de tot stand gekomen overeenkomst tussen Florent en Truckom te ontbinden met veroordeling van Florent in de kosten.
4.7.
Indien de kantonrechter van oordeel is dat er wel een overeenkomst tussen partijen is gesloten, verzoekt Truckom om de die overeenkomst te ontbinden, omdat er in het geheel geen juridisch advies is gegeven.
4.8.
Florent voert verweer. Florent concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Truckom, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Truckom, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Truckom in de kosten van deze procedure.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Truckom betwist dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten en dat zij betaling van de factuur van Florent is verschuldigd.
5.2.
De kantonrechter vindt dat er wel een overeenkomst van opdracht is gesloten tussen Truckom en Florent. Zij legt dat hierna uit.
5.3.
Artikel 6:217 BW bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Aanbod en aanvaarding zijn wilsverklaringen in de zin van artikel 3:37 lid 1 BW. Dit betekent dat zij in iedere vorm kunnen geschieden en in een of meer gedragingen besloten kunnen liggen.
5.4.
Gebleken is dat tussen Florent en Truckom op 2 oktober 2023 contact is geweest en dat Truckom e-mails ter beoordeling heeft doorgestuurd aan Florent. Op 3 oktober 2023 is er e-mail contact geweest tussen partijen over de scope van de opdracht. Truckom heeft in deze e-mails op geen enkele wijze een voorbehoud gemaakt dat zij zich wilde oriënteren en dat zij nog geen opdracht tot dienstverlening wenste te geven aan Florent. Op 8 oktober 2023 heeft Florent aan [het advocatenkantoor] gevraagd om productielijsten van de arbitrageprocedure en vervolgens om alle processtukken, die aan haar zijn toegezonden. Op 9 oktober 2023 is er contact geweest tussen Florent en Truckom. Op 29 oktober 2023 schrijft [het advocatenkantoor] aan Florent dat zij conform het gesprek dat zij met Florent heeft gehad aan Truckom heeft geadviseerd. Gezien de inhoud van de e-mails en de reacties daarop door [het advocatenkantoor] en Truckom, is de kantonrechter van oordeel dat Florent er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de wil van Truckom erop was gericht om Florent opdracht te geven om advieswerkzaamheden voor haar uit te voeren. Truckom heeft op geen enkel moment aangegeven dat zij geen gebruik wilde maken van de dienstverlening van Florent. Integendeel, zij heeft zowel zelf als via [het advocatenkantoor] haar medewerking verleend aan het uitvoeren van de opdracht. Onder deze omstandigheden is het enkele feit dat de opdrachtbevestiging niet is ondertekend, onvoldoende om te concluderen dat het hiervoor bedoelde gerechtvaardigd vertrouwen ontbreekt. Dat er geen uitgewerkt memo is waarin het advies van Florent is opgenomen, is niet relevant. Florent heeft voldoende onderbouwd dat er wel advieswerkzaamheden zijn verricht en in het licht van deze onderbouwing heeft Truckom dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat tussen Truckom en Florent een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en advieswerkzaamheden zijn uitgevoerd, moet Truckom hiervoor betalen.
5.5.
Truckom heeft de urenspecificatie van Florent niet gemotiveerd weersproken.
De urenspecificatie vindt zijn verantwoording in de werkzaamheden die Florent heeft uitgevoerd. Florent heeft alleen over 20 oktober 2023 niet kunnen uitleggen welke werkzaamheden zijn uitgevoerd, zodat de kantonrechter de vergoeding voor deze werkzaamheden zal afwijzen.
De overige uren, zijnde 17,7 uur x € 415,00 = € 7.345,50 zijn toewijsbaar. Vermeerderd met 6% kantoorkosten (€ 440,73) en vermeerderd met 21% btw komt het toe te wijzen bedrag uit op € 9.421,34. De wettelijke rente vanaf de verzuimdatum, zijnde 13 december 2023 is ook toewijsbaar.
5.6.
Florent vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 779,71.
Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 779,71 toegewezen.
5.7.
Truckom is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter zal geen salaris voor de gemachtigde van Florent toekennen, omdat Florent en haar gemachtigde met elkaar zijn te vereenzelvigen.
Omdat Florent wel ter zitting is verschenen, zal het forfaitair bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten worden toegekend.
5.8.
De proceskosten van Florent worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- zitting
50,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
824,22
In reconventie
5.9.
Omdat in conventie is overwogen dat er wel advieswerkzaamheden zijn verricht, zal de vordering van Truckom tot ontbinding worden afgewezen.
5.10.
Gelet op hetgeen in conventie over het salaris van de gemachtigde is overwogen, zullen de proceskosten in reconventie worden afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt Truckom om aan Florent te betalen een bedrag van € 10.201,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van
€ 9.421,34, met ingang van 13 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Truckom in de proceskosten van € 824,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Truckom niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van Truckom af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.