Uitspraak
1.[naam 1] ,
2.
[naam 2],
1.De procedure
- de akte van [partij 1]
- de akte van [partij 2] .
2.De verdere beoordeling
€ 187,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 5 februari 2025 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen twee partijen, aangeduid als [partij 1] en [partij 2]. De zaak betreft de verdeling van kosten binnen een maatschap na de opzegging van één van de maten. De procedure is gestart door [partij 1], die vorderingen heeft ingediend tegen [partij 2] in conventie, terwijl [partij 2] in reconventie een verklaring voor recht heeft gevorderd. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 23 oktober 2024 [partij 1] de gelegenheid gegeven om inzicht te geven in de kosten die zij vorderen, waaronder een bedrag van € 125,00 dat zij als vaste kosten hebben opgevoerd. [partij 2] heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat niet is aangetoond waarom deze kosten voor haar rekening zouden moeten komen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [partij 2] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de maatschapsovereenkomst door geen werkzaamheden meer te verrichten. Dit heeft geleid tot de toewijzing van de vordering van [partij 1] voor een bedrag van € 958,25, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [partij 2] veroordeeld in de proceskosten van [partij 1]. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [partij 2] toegewezen, inhoudende dat de maatschap rechtsgeldig is opgezegd op 23 december 2023, en heeft [partij 1] veroordeeld in de proceskosten van [partij 2]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de maten binnen een maatschap en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen, evenals de procedurele aspecten van het indienen van vorderingen en het verweer hiertegen.