ECLI:NL:RBZWB:2025:8078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
02-219965-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens aanranding van een minderjarige onder de twaalf jaar

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het misdrijf van aanranding van een kind beneden de twaalf jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 26 juli 2025 in [plaats] een driejarig meisje, [slachtoffer], heeft betast door met zijn handen over haar rug en billen te wrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar zijn en dat de gedragingen van de verdachte als seksuele handelingen moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee weken, waarbij rekening werd gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, gezien de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-219965-25
vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] in [geboorteland]
ingeschreven op het BRP-adres [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [locatie] (op de PPC-afdeling).
Advocaat: mr. I.W.A.J. van Pelt, raadsvrouw te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte een kind van drie jaar oud seksueel heeft betast.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar. Op basis van de bewijsmiddelen is voldoende komen vast te staan dat verdachte de rug en de billen van het slachtoffer heeft aangeraakt. De omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht zijn, mede op basis van de Wet seksuele misdrijven, te kwalificeren als seksueel strafbare handelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft het feit ontkend en de verklaringen van de getuigen zijn inconsistent en mogelijk op elkaar afgestemd. De gedragingen van verdachte leveren geen ontucht op, maar zijn hooguit te kwalificeren als onhandig of sociaal onwenselijk gedrag. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, waardoor verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandighedenOp 26 juli 2025 heeft zich bij het asielzoekerscentrum in [plaats] een incident afgespeeld. Naar aanleiding van dit voorval is door [getuige 1] aangifte gedaan, namens zijn minderjarig zusje, [slachtoffer] (geboren [2022] ). Aangever heeft gezien dat verdachte, die zich gemaskerd heeft verkleed, zijn zusje heeft benaderd bij een speeltuin. Verdachte heeft [slachtoffer] betast door met zijn handen, van boven naar beneden, over haar rug en billen te wrijven. Aangever heeft gezien dat verdachte dit tweemaal heeft gedaan. In een getuigenverklaring heeft [getuige 1] voormelde handelingen bevestigd.
Het incident is ook waargenomen door getuige [getuige 2] . Deze getuige heeft omschreven dat verdachte richting een meisje is gelopen en contact maakt. Verdachte heeft het meisje aangeraakt door met zijn handen eerst over haar rug te wrijven en daarna haar kont aan te raken. Tot slot heeft de broer van aangever, [getuige 3] , ten overstaan van de politie verklaard dat hij ook heeft gezien dat verdachte aan de billen van zijn zusje heeft gezeten.
Betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of zij de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 2] betrouwbaar acht. De gedetailleerdheid, de consistentie en de concreetheid van een verklaring speelt daarbij een belangrijke rol.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 2] als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Op de eerste plaats verklaren zij, eensgezind en onafhankelijk van elkaar, dat [slachtoffer] bij haar billen/kont is aangeraakt door verdachte. Op dit essentiële onderdeel van de belastende verklaringen zijn geen verschillen naar voren gekomen. De aangifte en getuigenverklaring van [getuige 1] betreft één consistent verhaal en is niet innerlijk tegenstrijdig. [getuige 1] en [getuige 2] hebben bovendien concreet over de volgorde van de gedragingen verklaard. [slachtoffer] is eerst op haar rug aangeraakt en daarna op haar billen. De verklaringen ondersteunen elkaar dan ook onderling en worden om die reden door de rechtbank als geloofwaardig en aannemelijk beschouwd.
Het verweer van de verdediging op dit punt moet worden verworpen.
Seksuele handelingenDe vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het aanraken van de rug en de billen, kunnen worden aangemerkt als seksuele handelingen. Van seksuele handelingen is sprake als deze bestaan uit op een seksuele beleving gerichte beleving gerichte aanraking(en) van lichaamsdelen. In de eerste plaats valt daarbij te denken aan aanraking(en) van seksuele lichaamsdelen als borsten, billen en geslachtsdelen. In de tweede plaats kan worden gedacht aan aanraking(en) van andere lichaamsdelen die in het licht van de context waarin zij plaatsvinden een seksuele strekking krijgen.
Verdachte heeft als volwassene over de rug en billen gewreven van een jong kind van drie jaar oud. De rechtbank stelt voorop dat er geen aanwijzingen gevonden zijn dat verdachte en het kind elkaar kennen of dat er iets anders is voorgevallen dat een aanraking logisch kan verklaren. Het gaat aldus om een gebeurtenis, waarbij het kind zonder aanleiding onverhoeds wordt benaderd. Het als meerderjarige, onder die omstandigheden, betasten van de intieme lichaamsdelen van een peuter kan als een seksuele handeling worden beschouwd. Het is tevens een seksueel misdrijf, nu het gaat om een ongelijkwaardig en niet vrijwillig gemaakt contact. Deze feiten en omstandigheden -in onderling verband en in samenhang bezien- leiden tot de conclusie dat de gedragingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
Het verweer van de verdediging op dit punt faalt.
Conclusie:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van een minderjarige van beneden de leeftijdscategorie van twaalf jaren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 juli 2025 te [plaats] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer] , geboren [2022] , seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het meermalen betasten van de billen en rug van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er is door de verdediging verzocht om, bij een bewezenverklaring, het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is verder geen specifiek strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 26 juli 2025 in [plaats] schuldig gemaakt aan de aanranding van een driejarig meisje, door haar onzedelijk te betasten, door over haar rug en billen te wrijven. Verdachte heeft hiermee een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de seksuele en lichamelijke integriteit van een weerloze peuter. Het handelen van verdachte veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen, maar is blijven volharden in zijn ontkenning.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken. Daarnaast komt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte naar voren dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft uit het reclasseringsrapport van 29 juli 2025 dat omtrent verdachte is opgemaakt, afgeleid dat er grote zorgen bestaan omtrent zijn psychisch welzijn. Gelet op dit toestandsbeeld wordt een NIFP-consult geadviseerd. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor gedragsbeïnvloeding en recidivevermindering. De diagnose die volgt uit het NIFP-trajectconsult is dat verdachte een schizofreniespectrumstoornis of een andere psychotische stoornis heeft, gecombineerd met een eerdere posttraumatische stressstoornis. De rechtbank is van oordeel, met de officier van justitie en de raadsvrouw, dat hierdoor voldoende aannemelijk is gemaakt dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank betrekt daarbij de diagnose die door het NIFP is gegeven en het gedrag dat verdachte heeft vertoond kort na zijn aanhouding.
De NIFP-psychiater heeft in overweging gegeven om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken. De officier van justitie heeft op 17 oktober 2025 een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend dat tegelijkertijd, maar niet samen, met deze strafzaak ter zitting is behandeld. De rechtbank zal op de uitspraakdatum in de strafzaak, bij afzonderlijke beschikking, op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden.
Alles afwegende acht de rechtbank in onderhavige strafzaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

aanranding in de leeftijdscategorie beneden de twaalf jaren;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 (veertien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 juli 2025 te [plaats] met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer] , geboren [2022] , een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het meermalen. althans eenmaal betasten van de billen en/of rug van die [slachtoffer]
[slachtoffer] .
(artikel 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )