ECLI:NL:RBZWB:2025:8073

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
02-219935-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor meerdere diefstallen, poging tot diefstal en opzetheling met recidive en voorwaardelijk strafdeel

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, een poging tot diefstal en opzetheling. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft zich op verschillende momenten schuldig gemaakt aan de diefstal van drie scootmobielen, een driewielerfiets, twee peddels, kassalades met geld en een bromfiets, evenals aan heling van een bromfiets en een poging tot inbraak in een kapsalon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 5 november 2025 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele feiten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder de verplichting tot klinische behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waarbij enkele vorderingen zijn afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd waren of omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-219935-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [locatie] ,
raadsman mr. C. van Aken, advocaat te Geertruidenberg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op verschillende momenten schuldig heeft gemaakt aan de (al dan niet gekwalificeerde) diefstal van drie scootmobielen, een driewielerfiets, twee peddels, kassalades met geld en een bromfiets, evenals aan heling van een bromfiets en een poging tot inbraak in een kapsalon.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 3 ten laste gelegde braak, verbreking of inklimming, en de onder 8 tenlastegelegde verbreking. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 8 voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gezien de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank zal de bewijsmiddelen uitwerken indien hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank gaat daar niet in mee. Verdachte heeft bekend dat hij de peddels heeft weggenomen. Hij kan de peddels enkel voorhanden hebben gekregen door middel van inklimming in de sloep van aangever, waarbij hij ook het zeil moest verwijderen/optillen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de peddels heeft gestolen terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door inklimming. Ten aanzien van feit 8 acht de rechtbank bewezen dat er sprake was van verbreking, gezien de verklaring van aangever en de bij de vordering benadeelde partij gevoegde foto’s van het doorgeslepen slot.
De overige feiten zijn door verdachte (volledig) bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 juni 2025 te [plaats] een scootmobiel (merk/type Excel Galaxy 2), die aan [bedrijf 1] BV toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 30 juni 2025 te [plaats] een driewielerfiets (merk/type Senzup Move), die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen driewielerfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3
op 4 juni 2025 te [plaats] twee peddels, die aan [benadeelde 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
4
op 15 juli 2025 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit een kapsalon, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak waarbij verdachte een ruit van de kapsalon met een baksteen heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
op 17 juli 2025 te [plaats] twee kassalades en een hoeveelheid muntgeld, die aan [bedrijf 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6
op tijdstippen in de periode van 10 juli 2025 tot en met 17 juli 2025 te [plaats] een scootmobiel (merk/type Sterling) en een scootmobiel (merk/type Galax
yPlus), die aan [benadeelde 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
7
in de periode van 8 juli 2025 tot en met 21 juli 2025 te [plaats] een bromfiets (merk/type La Souris City) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
8
op 14 juli 2025 te [plaats] een bromfiets ( [kenmerk] ),
dieaan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen de verdachte onder de feiten 1 tot en met 8 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich kan vinden in de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en dat het van belang is dat verdachte zo snel mogelijk klinisch wordt opgenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich - in een periode van ongeveer 2 maanden en terwijl hij in een schorsingstoezicht liep - schuldig gemaakt aan de (gekwalificeerde) diefstal van drie scootmobielen, een driewielerfiets, twee peddels en een bromfiets, daarnaast aan opzetheling van een bromfiets, een poging tot inbraak in een kapsalon en een inbraak in een modezaak. Daarmee heeft verdachte wederom voor veel overlast, schade en maatschappelijke onrust gezorgd. Bij een van de slachtoffers, [benadeelde 6] , die al op hoge leeftijd is en voor haar mobiliteit volledig afhankelijk is van haar scootmobiel, heeft verdachte zelfs in een week tijd tweemaal haar scootmobiel (eenmaal met daaraan haar handtas met inhoud) gestolen. De eerste scootmobiel had zij net vervangen toen verdachte opnieuw toesloeg. Verdachte heeft een strafblad van vijftien pagina’s vol diefstallen, al dan niet gepleegd met braak of in vereniging met een ander. Voor die diefstallen heeft verdachte al vaak (langere) gevangenisstraffen gekregen, waarvan sommige met een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Al die strafrechtelijke reacties vormen voor verdachte blijkbaar geen reden om zijn leven een delictvrije wending te geven.
[ggz-instelling] heeft op 30 oktober 2025 een rapportage uitgebracht over verdachte. Hieruit volgt onder meer dat er sprake is van een delictpatroon bij verdachte en dat de reclassering zijn middelengebruik als criminogene factor ziet. Ingezette (ambulante) interventies zijn niet toereikend gebleken om langdurige abstinentie te bereiken en het recidiverisico te verminderen. Hoewel verdachte in gesprek met de reclassering opnieuw zijn motivatie heeft uitgesproken voor gedragsverandering, vraagt de reclassering zich af in hoeverre verdachte daadwerkelijk gemotiveerd is, gezien de vele kansen die hij heeft gehad. De reclassering heeft verdiepingsdiagnostiek ingezet om te onderzoeken hoe het recidiverisico verlaagd kan worden. Daaruit kwam naar voren dat een langdurige klinische behandeling geïndiceerd is. De indicatie voor deze klinische behandeling is afgegeven op 29 oktober 2025. Er wordt momenteel gezocht naar een passende kliniek. De reclassering acht het wenselijk dat verdachte vanuit een detentiesetting naar een kliniek gaat, om terugval in middelen en recidive te voorkomen. Er is nog geen zicht op een termijn waarop een klinische plaatsing mogelijk is.
Op de terechtzitting is gebleken dat verdachte op de wachtlijst staat bij de Forensische Psychiatrische Afdeling [FPA] . De verwachting van de kliniek is dat verdachte over drie maanden geplaatst kan worden. Als er over drie maanden toch geen plek beschikbaar is, komt verdachte in aanmerking voor overbruggingszorg.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden (waaronder langdurige klinische behandeling) op zijn plaats, nu verdachte op de terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en gemotiveerd lijkt om het hardnekkige patroon in zijn middelengebruik en crimineel gedrag te doorbreken. De verdachte onderkent de noodzaak tot klinische en ambulante behandeling, en heeft zich ter zitting bereid verklaard aan alle bijzondere voorwaarden medewerking te verlenen. De rechtbank komt tot een langer voorwaardelijk strafdeel dan door de officier van justitie geëist, nu er bij verdachte sprake is van een hoog risico op recidive en eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen van kortere duur dan zes maanden verdachte niet hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van het onder 3 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 939,50 aan materiële schade en een vergoeding van € 600,- aan immateriële schade.
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van het onder 6 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade.
[benadeelde 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van het onder 7 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.150,- aan materiële schade.
[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van het onder 7 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.005,29 aan materiële schade en een vergoeding van € 200,- aan immateriële schade.
Beoordeling vordering [benadeelde 2]
De door verdachte gestolen peddels zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. De gevorderde schade ziet op schadeherstel van de sloep. Dit is niet aan verdachte ten laste gelegd en niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het onder 3 bewezen verklaarde. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Beoordeling vordering [benadeelde 6]
De rechtbank heeft de onder 6 ten laste gelegde diefstal van de scootmobiel van de benadeelde partij door verdachte bewezen verklaard. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De gevorderde schadevergoeding van € 100,- (voor de handtas met inhoud die vastzat aan de scootmobiel) is voldoende onderbouwd, en de verdachte heeft zich bereid verklaard deze schade te vergoeden. De vordering komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegekend.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 10 juli 2025.
Beoordeling vordering [benadeelde 7]
De benadeelde partij heeft de gestolen bromfiets teruggekregen en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Beoordeling vordering [benadeelde 5]
Uit de door de benadeelde partij overgelegde factuur blijkt dat de waarde van de bromfiets op 27 augustus 2018 € 1.549,- was. De rechtbank gaat uit van een afschrijvingspercentage van 10% per jaar en schat de waarde van de bromfiets op 14 juli 2025 daarom op € 450,-, zodat de gevorderde materiële schade tot een hoogte van dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 14 juli 2025.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
feit 3 primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van inklimming;
feit 4 primair:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak;
feit 5:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak;
feit 6:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 7:opzetheling;
feit 8:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [accommodatie] op het [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat opnemen in een forensische instelling, te weten [FPA] of een soortgelijke zorginstelling, nader te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte in een instelling voor begeleid wonen verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] , van
€ 100,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
10 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 6] te betalen
€ 100,-(hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] , van
€ 450,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 5] te betalen
€ 450,-(hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling
9 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter,
en mrs. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en V.M. Schotanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Nouws, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een scootmobiel (merk/type Excel Galaxy 2), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] BV, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 30 juni 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een driewielerfiets (merk/type Senzup Move), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen driewielerfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3
hij op of omstreeks 4 juni 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, twee peddels, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen peddels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij op of omstreeks 4 juni 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, twee peddels, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
4
hij op of omstreeks 15 juli 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen uit een kapsalon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming waarbij verdachte een of meerdere malen een ruit van de kapsalon met een baksteen heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 juli 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
5
hij op of omstreeks 17 juli 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, twee kassalades en/of een hoeveelheid muntgeld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2025 tot en met 17 juli 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een scootmobiel (merk/type Sterling) en/of een scootmobiel (merk/type Galaxt Plus), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
7
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2025 tot en met 21 juli 2025 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal een bromfiets (merk/type La Souris City), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
8
hij op of omstreeks 14 juli 2025 te [plaats] een bromfiets ( [kenmerk] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.