In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om compensatie voor de jaren 2010 en 2011 op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.M. van den Heuvel, is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag door de Dienst Toeslagen. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat zij geen recht heeft op compensatie. De rechtbank stelt vast dat de wijzigingen in de kinderopvangtoeslag in de jaren 2010 en 2011 het gevolg waren van reguliere wijzigingen in het recht op kinderopvangtoeslag, en dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden die aanleiding geven tot compensatie.
Eiseres had kinderopvangtoeslag aangevraagd en ontvangen voor de opvang van haar kind, maar haar verzoek om compensatie werd afgewezen omdat de Dienst Toeslagen geen onterechte opzet of grove schuld kon vaststellen. De rechtbank legt uit dat de Dienst Toeslagen de aanvraag en stopzetting van de kinderopvangtoeslag correct heeft behandeld en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij meer opvang heeft genoten dan waarvoor zij toeslag heeft aangevraagd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.