ECLI:NL:RBZWB:2025:805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/8347
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning verbouwing recreatiewoning op vakantiepark

Op 14 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een perceel met een recreatiewoning, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 6 november 2024 is verleend aan [b.v.] voor de verbouwing van een vakantiewoning op een aangrenzend perceel. Verzoeker vreesde dat de verbouwing zou leiden tot een verstoring van de architectonische eenheid van het vakantiepark en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen totdat de rechtmatigheid van de vergunning was vastgesteld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen voldoende spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bouwplan van [b.v.] voldeed aan de regels van het omgevingsplan en dat de bezwaren van verzoeker niet opwegen tegen de verleende vergunning. De voorzieningenrechter benadrukte dat de privaatrechtelijke voorwaarden van het vakantiepark geen toetsingskader voor het college vormden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8347

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [b.v.] uit [plaats 2] ,
(gemachtigde: mr. E.C.J. Wouters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan [b.v.] (hierna: [b.v.] ) verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een vakantiewoning.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning (hierna ook wel: het bestreden besluit) op 6 november 2024 verleend. Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. [b.v.] heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en [naam 1] en [naam 2] als gemachtigden van het college. [b.v.] heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [naam 3] en [architect] (architect).

Totstandkoming van het besluit

2. [b.v.] is eigenaar van het [perceel 1] te [plaats 3] . Verzoeker is eigenaar van het naastgelegen perceel [perceel 2] met daarop een recreatiewoning. Beide percelen zijn gelegen op het [vakantiepark] .
3. Op 8 augustus 2024 heeft [b.v.] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de verbouwing van de vakantiewoning die op dat moment op haar perceel stond. Met het bestreden besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
 technische bouwactiviteit (artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet);
 omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Bezwaar- en verzoeksgronden
5. Verzoeker wil voorkomen dat er van de omgevingsvergunning gebruik wordt gemaakt voordat de rechtmatigheid van de vergunning vaststaat. Verzoeker heeft vernomen dat er voor afloop van de bezwaartermijn zal worden begonnen met slopen en bouwen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht om het bestreden besluit te schorsen.
Verzoeker heeft aangevoerd dat in de aanvraag de indruk wordt gewekt dat de vakantiewoning [perceel 1] wordt verbouwd, maar dat er feitelijk sprake is van nieuwbouw van een vakantiewoning na sloop van de bestaande vakantiewoning. Het woningontwerp is volgens verzoeker niet in overeenstemming met de architectuur en look & feel van de bestaande woningen in het vakantiepark. Verzoeker vreest voor precedentwerking met uiteindelijk een onwenselijke, bonte verzameling van architecturen, afmetingen, kleurstellingen en materiaalgebruik in het vakantiepark. Verzoeker voert verder aan dat de bestaande woning van 275 m³ wordt vergroot naar 752 m³ en dat de woning ook hoger wordt. Deze vergroting leidt tot schade in de vorm van schaduw op zijn terras.
Oordeel voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
7. De eerste vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is, of er sprake is van een voldoende spoedeisend belang. Als dat niet het geval is, is er ook geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Vast staat dat de sloop van de te slopen delen van de recreatiewoning inmiddels is voltooid. Het (spoedeisend) belang bij een voorlopige voorziening is er uitsluitend in gelegen dat verzoeker wil voorkomen dat uitvoering wordt gegeven aan het bouwplan. [b.v.] heeft op zich terecht gesteld dat bouwwerkzaamheden niet onomkeerbaar zijn. Desalniettemin wordt over het algemeen bij bouwwerkzaamheden ook een spoedeisend belang aangenomen wanneer de vergunninghouder aangeeft niet bereid te zijn om het besluit op bezwaar af te wachten. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om daar anders over te denken nu [b.v.] heeft aangegeven uitvoering te willen geven aan de gemaakte planning van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter gaat uit van een voldoende spoedeisend belang bij het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
8. Vervolgens ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag gesteld of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dit kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de bezwaargronden van verzoeker zijn gericht tegen de verleende omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit.
9. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet heeft elke gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente.
Het bouwen of verbouwen van een recreatiewoning is een omgevingsplanactiviteit. Uit artikel 8.0a, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) volgt dat, als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning, het college de omgevingsvergunning moet verlenen.
Het omgevingsplan gemeente Veere bestaat voor nu uit een tijdelijk deel. De regels van het voormalig bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ maken onderdeel uit van het (tijdelijk) omgevingsplan. Volgens dat bestemmingsplan geldt op het perceel de enkelbestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 3’. Voor het perceel geldt [1] volgens de regels van het bestemmingsplan een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het bebouwd oppervlak van het perceel mag maximaal 120 m² bedragen.
In het bestreden besluit is vermeld dat het bouwplan van [b.v.] een goothoogte heeft van 3,00 meter en een bouwhoogte van 7,72 meter, met een bebouwd oppervlak van 120 m². Het bouwplan voldoet dus aan de regels van het bestemmingsplan en daarmee ook aan het omgevingsplan gemeente Veere. Dat wordt door verzoeker ook niet betwist.
10. Verzoeker stelt dat het bouwplan niet overeenkomt met de architectuur binnen het vakantiepark. Volgens verzoeker is er binnen het vakantiepark sprake van een eenduidige architectuur, met huisjes van eenzelfde ontwerp en een nokhoogte van ongeveer 6,3 meter. Het is volgens verzoeker niet wenselijk dat er een dissonant komt in het eenduidige aanzicht van het park. Verzoeker vreest ook voor precedentwerking.
Het college heeft in het verweerschrift terecht opgemerkt dat een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit
moetworden verleend als de activiteit voldoet aan het omgevingsplan. De voorzieningenrechter stelt vast dat de door verzoeker gestelde eenduidige architectuur niet als regel is opgenomen in het omgevingsplan. Verzoeker heeft verwezen naar de ‘algemene voorwaarden voor de koop-/aannemingsovereenkomst voor recreatievilla’s in het [vakantiepark] ’ en de daarin opgenomen bepalingen. Deze privaatrechtelijke algemene voorwaarden vormen echter geen toetsingskader voor het college. De voorzieningenrechter kan het bestreden besluit niet aan deze regels toetsen.
11. Omdat het bouwplan van [b.v.] voldoet aan de regels van het omgevingsplan, heeft het college de omgevingsvergunning terecht verleend. Het college heeft terecht geen ruimte gezien om rekening te houden met de belangen van verzoeker, bijvoorbeeld de schaduwwerking op zijn perceel. Het verplicht doorlopen van een participatietraject was om die reden ook niet aan de orde.
12. Naar verwachting kan het bestreden besluit standhouden in bezwaar en heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
14. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 14 februari 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81, eerste lid:
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Omgevingswet
Artikel 5.1:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
een omgevingsplanactiviteit,
een rijksmonumentenactiviteit,
een ontgrondingsactiviteit,
een stortingsactiviteit op zee,
en Natura 2000-activiteit,
een jachtgeweeractiviteit,
een valkeniersactiviteit,
tenzij het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
een bouwactiviteit,
een milieubelastende activiteit,
een lozingsactiviteit op:
1° een oppervlaktewaterlichaam,
2° een zuiveringtechnisch werk,
een wateronttrekkingsactiviteit,
een mijnbouwlocatieactiviteit,
een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:
1° een weg,
2° een waterstaatswerk,
3° een luchthaven,
4° een hoofdspoorweg, lokale spoorweg of bijzondere spoorweg,
5° een installatie in een waterstaatswerk,
een flora- en fauna-activiteit,
voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
Artikel 5.18:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1.
Daarbij kunnen regels worden gesteld over de motivering van de beslissing tot het verlenen of weigeren.
Artikel 2.32, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op die regels.
Artikel 5.21:
Voor een omgevingsplanactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op de doelen van de wet.
De regels strekken er in ieder geval toe dat:
de omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van daarvoor in het omgevingsplan gestelde regels,
de omgevingsvergunning ook kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties,
op de beslissing of de omgevingsvergunning in een geval als bedoeld onder b kan worden verleend als het gaat om een omgevingsplanactiviteit anders dan van provinciaal of nationaal belang geheel en als het gaat om een omgevingsplanactiviteit van provinciaal of nationaal belang gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing zijn:
1° de op grond van de artikelen 2.22 en 2.24 gestelde regels over omgevingsplannen,
2° de op grond van de artikelen 2.33 en 2.34 gegeven instructies over omgevingsplannen.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder c, onder 1°, strekken er ook toe dat als in een op grond van artikel 2.22 gestelde regel toepassing is gegeven aan artikel 2.32, eerste lid, een verzoek als bedoeld in laatstbedoeld lid ook kan worden gedaan door Onze Minister die het aangaat.
4. Van het tweede lid kan worden afgeweken voor een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een maatwerkregel.
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 8.0a. (beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit algemeen):
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, wordt, als het gaat om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten, de omgevingsvergunning verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Voetnoten

1.Dit is bepaald in artikel 7.2.2, onder d en g, van het bestemmingsplan.