ECLI:NL:RBZWB:2025:7940
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn aanvraag van 14 mei 2025, maar trok dit beroep in nadat het college op 17 juli 2025 alsnog had beslist. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is. Volgens de wet kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft het college op 17 juli 2025 beslist op het verzoek van verzoeker, wat betekent dat het college tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank kent een vergoeding van € 453,50 toe aan verzoeker voor de gemaakte proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor tot het college wenden.
De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van Rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.