In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 21 oktober 2024 over de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 12 september 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen het UWV moet beslissen inmiddels is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 6 mei 2025 in gebreke gesteld, en het UWV heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.