ECLI:NL:RBZWB:2025:791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
C/02/430195 / JE RK 24-2317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming wijziging verblijfplaats van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van [minderjarige], die sinds augustus 2024 weer bij haar ouders woont, en om deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen doorgemaakt, wat heeft geleid tot de conclusie dat pleegzorg niet langer noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in staat zijn om een veilige en structurele opvoedsituatie te bieden. De pleegouders zijn niet verschenen op de zitting, maar de kinderrechter heeft geconstateerd dat zij correct zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun ontwikkeling en heeft besloten om de GI toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van [minderjarige] van de pleegouders naar de ouders met gezag. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft benadrukt dat er een borgingsplan moet worden opgesteld om de ouders te ondersteunen in de toekomst, mocht dat nodig zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 12 februari 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430195 / JE RK 24-2317
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de ouders],
hierna te noemen: de ouders,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
FAMILIE [de pleegouders] ,
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 16 december 2024, ontvangen op 18 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 6 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 6 september 2023 en tot 6 juni 2024. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 september 2023 en tot 6 juni 2024.
2.3.
Bij beschikking van 15 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 6 juni 2025. Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige] woont sinds augustus 2024 weer terug bij haar ouders. Dit verloopt goed. [minderjarige] heeft geen contact meer met haar pleegouders maar de onderlinge verstandhouding tussen de ouders en de pleegouders is goed. De GI licht toe dat er geen zorgen meer zijn in de thuissituatie van de ouders die ertoe leiden dat een machtiging tot uithuisplaatsing nog noodzakelijk is. De GI wil de komende periode nog wel monitoren hoe de ouders de hulpverlening voortzetten als de machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgesloten. In februari 2025 zal dit worden geëvalueerd. De GI ziet het positief in en hoopt dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig zal zijn.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders aangegeven dat het goed met hun gaat. [minderjarige] is inmiddels 5 jaar oud en woont sinds augustus 2024 weer terug bij haar ouders. Het gaat goed met [minderjarige] . Op school ontwikkelt zij zich goed. Verder geven de ouders aan dat zij veel geleerd hebben de afgelopen periode. Ze hebben geleerd hoe zij bepaalde dingen moeten oppakken en hoe zij met emoties van elkaar moeten omgaan. Zij geven aan hun weg hierin te hebben gevonden. Daarnaast krijgen zij in de thuissituatie nog steeds begeleiding van [thuisondersteuning]. Verder heeft de moeder benadrukt dat er bij haar geen sprake is van LVB-problematiek. Zij is hiervoor opnieuw getest en krijgt deze week de uitslag. De uitslag zal zij – indien dat nodig is – naar de GI toezenden.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Ingevolge artikel 1:265i lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de GI toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de ouders zich in de afgelopen periode op een positieve manier hebben ontwikkeld. De kinderrechter wil de ouders hiervoor complimenteren. Het is de kinderrechter voldoende gebleken dat pleegzorg niet langer nodig is. [minderjarige] woont sinds augustus 2024 volledig thuis bij haar ouders en de ouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om een structurele en veilige opvoedsituatie te bieden. De ouders beschikken over voldoende draagkracht en voldoende opvoedcapaciteiten om de opvoedingsbehoeften van [minderjarige] te beantwoorden en haar veiligheid te borgen. Daarnaast komen de ouders hun afspraken na en laten zij zien dat zij mee willen werken aan de (reeds ingezette) hulpverlening. De kinderrechter stelt daarbij vast dat de pleegouders geen bezwaar kenbaar hebben gemaakt tegen het verzoek. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter toestemming verlenen voor de verzochte wijziging van het verblijf van [minderjarige] van de pleegouders naar de ouders met gezag.
5.3.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat het van belang is dat er in de komende periode een borgingsplan wordt opgemaakt zodat de ouders weten waar zij hulp kunnen inschakelen indien dit nodig blijkt te zijn.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent de GI toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar de ouders met gezag;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 12 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.