In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van [minderjarige], die sinds augustus 2024 weer bij haar ouders woont, en om deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen doorgemaakt, wat heeft geleid tot de conclusie dat pleegzorg niet langer noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in staat zijn om een veilige en structurele opvoedsituatie te bieden. De pleegouders zijn niet verschenen op de zitting, maar de kinderrechter heeft geconstateerd dat zij correct zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun ontwikkeling en heeft besloten om de GI toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van [minderjarige] van de pleegouders naar de ouders met gezag. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De kinderrechter heeft benadrukt dat er een borgingsplan moet worden opgesteld om de ouders te ondersteunen in de toekomst, mocht dat nodig zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 12 februari 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.