ECLI:NL:RBZWB:2025:7887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
RK 25-017717
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op woning en roerende goederen

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was ingediend door een klager, vertegenwoordigd door mr. H. Raza, en betrof de opheffing van beslag op roerende goederen en een woning. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, stelde zich op het standpunt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de woning, die volgens hem toebehoorde aan een belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift zich enkel richtte op het beslag op de woning, terwijl het beslag op andere goederen als ingetrokken werd beschouwd. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het klaagschrift te behandelen, maar verklaarde zich onbevoegd voor het deel dat betrekking had op het conservatoire beslag op de woning van de belanghebbende, omdat deze zaak in hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ligt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende strafvorderlijk belang was om het beslag op de woning te handhaven, gezien de verdenkingen van witwassen en valsheid in geschrift tegen de klager. Uiteindelijk werd het klaagschrift tegen het beslag op de woning ongegrond verklaard, terwijl de behandeling van het klaagschrift tegen het conservatoire beslag werd verwezen naar het Gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-282885-24
rk.nummer: 25-017717
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende op het kantoor van mr. H. Raza, Boompjes 404, 3011 XZ Rotterdam

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 4 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • het exploot op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat er onder klager klassiek beslag is gelegd op het onroerende goed aan de [straat] te [geboorteplaats] (hierna: de woning);
  • het exploot op grond van artikel 94a Sv, waaruit blijkt dat er onder [belanghebbende] conservatoir beslag is gelegd op de woning;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 28 oktober 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen;
- klager;
- mr. H. Raza als raadsman van klager;
- belanghebbende [belanghebbende] ;
- mr. M. Broere als raadsman van belanghebbende.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag op roerende goederen en de woning met last tot teruggave aan klager. Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman toegelicht dat uitsluitend het beklag ten aanzien van het beslag op de woning wordt gehandhaafd en dat het klaagschrift voor het overige moet worden geacht te zijn ingetrokken. Met betrekking tot het klassieke beslag is namens klager aangevoerd dat de witwasverdenking niet tot een veroordeling zal kunnen leiden, waardoor het hoogst onwaarschijnlijk is dat het onroerende goed verbeurd zal worden verklaard. Daarnaast is erop gewezen dat de aankoop van de woning door klager heeft plaatsgevonden onder toeziend oog van een officier van justitie, een notaris en een hypotheekverstrekker. Gelet hierop is er onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van een schijnconstructie waarbij [belanghebbende] de daadwerkelijke eigenaar van de woning zou zijn. Om dezelfde reden wordt ook verzocht het conservatoire beslag ten laste van [belanghebbende] op te heffen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het klassieke beslag. Het Openbaar Ministerie is voornemens om de verbeurdverklaring van de woning te vragen. Het belang van strafvordering verzet zich ook tegen de teruggave van het conservatoire beslag. Naar de mening van de officier van justitie is er sprake van een schijnconstructie en behoort de woning toe aan [belanghebbende] . Gelet hierop kan de woning gebruikt worden voor het betalen van het ontnemingsbedrag dat in de zaak van [belanghebbende] is toegewezen.

2.De beoordeling

2.1
Omvang beoordeling
De raadsman heeft bij de behandeling in raadkamer aangevoerd dat uitsluitend nog de last tot teruggave wordt gevraagd van de woning. Het klaagschrift kan als ingetrokken worden beschouwd voor zover het klaagschrift zich eerder richtte tegen overige in beslag genomen goederen. Om die reden zal de rechtbank uitsluitend nog het klassiek en het conservatoir beslag op het eerder genoemde pand beoordelen.
2.2
Bevoegdheid en ontvankelijkheid klassiek beslag
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift voor zover het zich richt tegen het 94 Sv onder klager. Dit klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
2.3
Bevoegdheid en ontvankelijkheid conservatoir beslag
De rechtbank stelt vast dat er ook beklag is ingesteld tegen het 94a Sv beslag dat onder [belanghebbende] is gelegd. De rechtbank heeft op 14 februari 2025 vonnis gewezen in de strafzaak en de ontnemingszaak tegen [belanghebbende] . Hij werd veroordeeld voor meerdere misdrijven. Daarnaast is [belanghebbende] veroordeeld tot betaling van een ontnemingsbedrag ter hoogte van € 9.651.883,60. Tegen deze beslissingen is op 14 februari 2025 door [belanghebbende] hoger beroep ingesteld.
Doordat in de hoofdzaak en ontnemingszaak door [belanghebbende] hoger beroep is ingesteld, is het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch sinds 14 februari 2025 het gerecht waarvoor de zaken worden vervolgd. Dit betekent dat het gerechtshof en niet de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het op 4 juli 20205 ingediende klaagschrift voor zover het zich richt tegen het conservatoire beslag.
De rechtbank verklaart zichzelf onbevoegd om kennis te nemen van het klaagschrift gericht tegen het conservatoire beslag op de woning. Zij zal het klaagschrift voor dit deel van de beoordeling verwijzen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
2.4
Vooropstelling
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
2.5
Beoordeling klassiek beslag
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt vast dat klager formeel als eigenaar van de woning is geregistreerd. [belanghebbende] is als huurder de feitelijke gebruiker van de woning. In de strafzaak tegen klager is sprake van twee verdenkingen. Klager wordt verweten valsheid in geschrift te hebben gepleegd door een huurovereenkomst te antedateren. De rechtbank is van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter later oordelend voor dit enkele feit over zal gaan tot het verbeurdverklaren van de woning. De tweede verdenking tegen klager is het medeplegen van witwassen. Onder deze verdenking wordt door de officier van justitie de medewerking van verdachte aan een schijnconstructie rondom de woning geschaard. Hoewel [belanghebbende] feitelijk (nog) niet is gedagvaard voor dit feit, leidt de rechtbank uit het raadkamerdossier af dat hij juridisch gezien wel degelijk als een medeverdachte voor dit feit moet worden aangemerkt. Uit het raadkamerdossier volgen meerdere feiten en omstandigheden waarop het Openbaar Ministerie de witwasverdenking baseert. Zo worden er onder meer bijzonderheden gezien in het aankoopbedrag, de taxatiewaarde, de terugkoopafspraak, het ontbreken van een borg, de hoogte van de huur en de manier waarop de woning is gefinancierd. Wanneer de rechtbank de punten in onderlinge samenhang bekijkt, kan niet op voorhand worden gezegd dat de witwasverdenking nimmer tot een veroordeling zal kunnen leiden. De witwasverdenking is sterk met de gang van zaken rondom de woning verweven. De rechtbank is om die reden dan ook van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de woning zal bevelen. Gelet op het voorgaande is er nog altijd een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag op de woning. De rechtbank zal daarom het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het klaagschrift voor zover het zich richt tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag;
- verwijst de behandeling van het klaagschrift voor zover het zich richt tegen het op grond van artikel 9a Sv gelegde beslag naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch;
- verklaart het klaagschrift voor zover het zich richt tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond.
Deze beslissing is op 11 november 2025 genomen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 november 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).