ECLI:NL:RBZWB:2025:786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
02-137208-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met een persoon die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof het betasten van de borsten en billen van de benadeelde, die op het moment van de feiten jonger was dan zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie vorderde een veroordeling op basis van de verklaringen van de benadeelde, maar de verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de getuigen zorgvuldig gewogen. Hoewel de benadeelde consistent verklaarde, vond de rechtbank geen steunbewijs voor de beschuldigingen van het betasten van de borsten en billen, noch voor het geven van een tongzoen.

De rechtbank concludeerde dat de handelingen die de verdachte mogelijk heeft verricht, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de handelingen in de context van de relatie tussen de verdachte en de benadeelde niet in strijd waren met de sociaal-ethische norm.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-137208-23
vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 september 2021 de borsten en billen van [benadeelde], die toen jonger dan zestien jaar was, heeft betast, haar heeft getongzoend en haar lichaam heeft gestreeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, namelijk het betasten van de borsten en het strelen van het lichaam van [benadeelde] . Dit baseert zij op de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie vordert vrijspraak van de tenlastegelegde betasting van de billen en de tongzoen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het betasten van de borsten en de billen. Dit is er evenmin voor het geven van de tongzoen. Verdachte ontkent de borst van [benadeelde] te hebben aangeraakt. Voor zover er al sprake zou zijn geweest van enige aanraking van de borst is dit per ongeluk gebeurd bij het geven van een omhelzing. Van enige seksuele intentie is geen sprake. Het kriebelen van het been van [benadeelde] is met haar toestemming gedaan en kan bovendien ook niet als ontuchtig worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten verbleef [benadeelde] bij een pleeggezin in [plaats] . In die periode leerde zij verdachte en zijn vrouw kennen via hun kleinkinderen. In de loop van de tijd ontwikkelde zij een zodanig nauwe band met hen dat zij verdachte en zijn vrouw als een soort opa en oma zag. Verdachte en zijn vrouw hadden diezelfde genegenheid voor [benadeelde] en zij behandelden [benadeelde] op dezelfde manier als hun kleinkinderen. Dat hield onder andere in dat [benadeelde] regelmatig bij verdachte en zijn vrouw thuiskwam. Ook gingen [benadeelde] en verdachte op een plagerige en speelse manier met elkaar om en werd er wel eens met elkaar gestoeid.
Bewijs zedenzaken algemeen
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Uit het Wetboek van Strafrecht volgt dat iemand niet veroordeeld kan worden op basis van alléén de verklaring van één getuige (bijvoorbeeld het slachtoffer). Er moet ander bewijs in het dossier zitten dat de verklaring ondersteunt en wat niet afkomstig is van dezelfde persoon die de verklaring heeft gegeven (steunbewijs). Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring volgt. Of er sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende dat de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op bepaalde punten steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid verklaring [benadeelde]
Hoewel [benadeelde] pas in oktober 2022 aangifte heeft gedaan, heeft zij een jaar daarvoor de dochter van verdachte benaderd en aangegeven dat zij van plan was verdachte te beschuldigen van iets op seksueel gebied. Ook heeft zij ruim voor haar aangifte tegen haar toenmalige pleegmoeder verteld wat er gebeurd was. De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde] consistent heeft verklaard en ziet dan ook geen aanleiding om aan de verklaring van [benadeelde] te twijfelen. De vraag is vervolgens of haar verklaring voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal.
Betasten billen en tongzoen
Dat verdachte de billen van [benadeelde] heeft betast en haar heeft getongzoend, wordt naar het oordeel van de rechtbank niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Betasten borsten
[benadeelde] verklaart in haar aangifte dat verdachte in de zomer van 2019 haar borsten heeft betast. Dit heeft hij volgens haar gedaan toen zij achter de computer zat. Verdachte zou toen, vanaf achteren, zijn handen onder haar shirt hebben gedaan en haar borsten hebben gestreeld. De rechtbank ziet in de overige bewijsmiddelen geen steun voor deze verklaring. Allereerst zijn de verklaringen van de getuigen ‘verklaringen van horen zeggen’, die allemaal afkomstig zijn van dezelfde bron: [benadeelde] . De dochter van verdachte verklaart dat [benadeelde] aan haar heeft verteld dat zij verdachte wilde gaan beschuldigen van iets op seksueel gebied. De toenmalige pleegmoeder van [benadeelde] verklaart dat [benadeelde] tegen haar gezegd heeft dat verdachte met zijn handen onder haar shirt is gegaan en aan haar borsten zat. Daarnaast zijn er tegenstrijdigheden in de verklaringen van de diverse getuigen. Zo verklaart de pleegmoeder van [benadeelde] dat in een gesprek tussen de pleegouders, verdachte en zijn vrouw door verdachte is erkend dat hij met zijn handen onder het shirt van [benadeelde] is geweest. Hij zou daarbij gezegd hebben niet aan haar borsten te hebben gezeten. De vrouw van verdachte verklaart over datzelfde gesprek dat er absoluut niet gesproken is over het betasten of aanraken van de borsten van [benadeelde] . Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handen onder het shirt van [benadeelde] is gegaan en haar borsten heeft betast.
De handeling die dan overblijft is het over de kleding aanraken van de borst(en) van [benadeelde] . Verdachte verklaart dat hij [benadeelde] die keer bij de computer vanaf achteren, over haar kleding, heeft omhelsd. Verdachte geeft aan dat er een mogelijkheid bestaat dat hij [benadeelde] bij die omhelzing per ongeluk ter hoogte van haar borsten heeft aangeraakt. Op het betreffende moment nam verdachte geen enkele reactie bij [benadeelde] waar waaruit hij kon afleiden dat zij zich hierbij onveilig of onprettig voelde. Later heeft [benadeelde] tegen verdachte gezegd dat zij zich bij deze handeling niet fijn voelde.
Ontuchtige handeling?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of deze mogelijke aanraking van de borst moet worden aangemerkt als ontuchtige handeling in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Ontuchtige handelingen als bedoeld in dit artikel zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat daarbij zowel om de aard als de intentie van de handeling. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden en de verhouding tussen de betrokkenen.
De rechtbank neemt de volgende omstandigheden in aanmerking. Tussen [benadeelde] en verdachte was sprake van een verhouding die zich kenmerkte als een grootouder-kleinkind verhouding. Er was wederzijdse genegenheid en verdachte en [benadeelde] gingen op een vertrouwelijk manier met elkaar om. Daar hoorde ook lichamelijk contact in de zin van plagerijtjes, stoeien en omhelzen bij. Dat er in de beleving van [benadeelde] iets gebeurd is waarbij zij zich onprettig voelde, wil de rechtbank aannemen. De verklaring van verdachte dat hij [benadeelde] vanaf achteren omhelsde past echter bij de wijze waarop [benadeelde] en verdachte met elkaar omgingen. Deze omhelzing gaat ook niet verder dan een normale interactie tussen een ‘grootouder en kleinkind’. Dat verdachte bij de omhelzing de borst van [benadeelde] heeft aangeraakt, valt niet uit te sluiten. Bij het geven van een spontane omhelzing vanaf achteren valt in zijn algemeenheid moeilijk te voorkomen dat één of beide borsten worden aangeraakt. De rechtbank is van oordeel dat in de context van de gegeven omstandigheden het aanraken van de borst(en) van [benadeelde] bij het geven van een omhelzing wijst op een toevallige, onbedoelde aanraking. Er is dan ook geen sprake van een seksuele handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Hoewel de rechtbank beseft dat het handelen van verdachte voor [benadeelde] anders kan zijn overgekomen, kan objectief gezien de seksuele strekking van de handeling niet enkel op basis van het gevoel van [benadeelde] worden vastgesteld.
Strelen lichaam
Verdachte erkent dat hij op enig moment, toen [benadeelde] buiten op een bank lag, haar been heeft gekriebeld. Dit heeft hij gedaan nadat hij hiervoor van [benadeelde] toestemming kreeg. Wat er van deze toestemming ook zij, in de context zoals hiervoor beschreven, ziet de rechtbank in het kriebelen van het been van [benadeelde] geen ontuchtige handeling. Voor het strelen van het gehele lichaam van [benadeelde] ziet de rechtbank geen steunbewijs in het dossier.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

[benadeelde] vordert als benadeelde partij een schadevergoeding van € 14.550,=, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De vordering van de benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. A.B. Scheltema Beduin en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en
met 30 september 2021 te [plaats] , gemeente Reimerswaal,
met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] -2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte de
borsten en/of billen van die [benadeelde] betast en/of die [benadeelde] ge(tong)zoend
en/of het lichaam van die [benadeelde] gestreeld;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )