Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof het betasten van de borsten en billen van de benadeelde, die op het moment van de feiten jonger was dan zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.
De officier van justitie vorderde een veroordeling op basis van de verklaringen van de benadeelde, maar de verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de getuigen zorgvuldig gewogen. Hoewel de benadeelde consistent verklaarde, vond de rechtbank geen steunbewijs voor de beschuldigingen van het betasten van de borsten en billen, noch voor het geven van een tongzoen.
De rechtbank concludeerde dat de handelingen die de verdachte mogelijk heeft verricht, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de handelingen in de context van de relatie tussen de verdachte en de benadeelde niet in strijd waren met de sociaal-ethische norm.