ECLI:NL:RBZWB:2025:781
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel en ontvankelijkheid van het verzoek
Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1981 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zeist, had eerder de ISD-maatregel opgelegd gekregen voor de duur van twee jaar, zoals vastgesteld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 november 2023. Op 20 november 2024 had de rechtbank al beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist was. De verdediging diende op 26 november 2024 een verzoek in tot tussentijdse beoordeling van deze maatregel.
Tijdens de zitting op 30 januari 2025 werd de ontvankelijkheid van het verzoek aan de orde gesteld. De officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, verzocht de rechtbank om de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er nog geen zes maanden waren verstreken sinds de laatste beslissing tot voortzetting van de ISD-maatregel. De raadsman, mr. D.T. Stoof, voerde aan dat de veroordeelde niet aanwezig kon zijn bij de eerdere beoordeling en vroeg om ontvankelijkheid in het verzoek.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek prematuur was, aangezien de wetgeving een termijn van zes maanden voorschrijft voor het indienen van een verzoek tot tussentijdse beoordeling na een eerdere beslissing. De rechtbank verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel, gebaseerd op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.