Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
VOF [betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een VOF, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 14 juli 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat hij op de uiterste beroepsdatum van 7 december digitaal bezwaar wilde indienen, maar door een storing op de website van het CJIB was dit niet mogelijk. Hij heeft het bezwaar uiteindelijk per post verzonden, maar dit was ook te laat. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op grond van de Algemene wet bestuursrecht zes weken bedraagt en dat deze termijn in dit geval op 7 september 2023 eindigde. De officier van justitie ontving het beroepschrift echter pas op 11 september 2023, wat te laat was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard, waardoor de beoordeling van de boete zelf niet aan de orde kwam.