ECLI:NL:RBZWB:2025:7755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
10-387679-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor (poging) afdreiging van meerdere vrouwen door bedreiging met openbaarmaking van intieme beelden

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere vrouwen heeft afgedreigd. De verdachte dreigde intieme beelden van de vrouwen openbaar te maken als zij hem geen geld zouden betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) afdreiging, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod met een van de slachtoffers. De zaak kwam ter behandeling nadat de rechtbank Rotterdam de zaak had verwezen, omdat de betrokkenheid van de rechtbank een andere behandeling vereiste. De verdachte heeft de feiten bekend, maar ontkende de afdreiging van een van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks enkele tijdsoverschrijdingen bij de indiening van klachten door de slachtoffers. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van de slachtoffers in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de totale schadevergoeding voor een van de slachtoffers € 14.834,00 bedraagt, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 10-387679-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [locatie] ,
raadsvrouw mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is door de rechtbank te Rotterdam ter verdere behandeling verwezen naar deze rechtbank, omdat naar haar oordeel door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van de zaak door een andere rechtbank gewenst was.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Groot en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte meerdere vrouwen heeft afgedreigd door te dreigen naaktfoto’s en intieme video’s openbaar te maken als zij hem niet zouden betalen. Ten aanzien van twee vrouwen wordt verdachte de poging hiertoe verweten.

3.De voorvragen

3.1.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie vanwege het ontbreken van een tijdige klacht bij de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hij ontvankelijk is in de vervolging. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft tijdig een klacht ingediend. In de zaak [slachtoffer 2] klopt het dat de klacht niet tijdig is ingediend, maar deze overschrijding met enkele dagen is verwaarloosbaar klein. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan, deze meermalen aangevuld en de politie gegevens van verdachte verstrekt. Met haar handelen heeft zij op andere wijze dan door een klacht haar uitdrukkelijke wens tot vervolging kenbaar gemaakt. Daarnaast is het niet tijdig indienen van de klacht niet te wijten aan de schuld van de aangeefsters, omdat zij niet eerder op de hoogte waren van dit vereiste.
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking ziet op afdreiging, wat een klachtdelict is in de zin van artikel 164 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Het klachtvereiste strekt tot bescherming van het persoonlijk belang van de klager boven het algemeen belang van strafvordering. In artikel 164 Sv zijn de formele eisen vastgesteld waaraan een klacht moet voldoen: een klacht dient binnen drie maanden na de dag waarop de klager kennis heeft genomen van het feit te worden ingediend en in ontvangst te worden genomen door een (hulp)officier van justitie. Een klacht bestaat uit een aangifte en een verzoek tot vervolging.
De rechtbank constateert dat aangeefster [slachtoffer 1] op 27 februari 2025 aangifte heeft gedaan. De klacht is opgemaakt op 19 maart 2025, waardoor deze tijdig is opgemaakt en van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie geen sprake is.
De rechtbank constateert verder dat aangeefster [slachtoffer 2] op 15 december 2024 aangifte heeft gedaan. In deze aangifte staat dat aangeefster wil dat verdachte strafrechtelijk wordt vervolgd. Daarmee is al voldaan aan het klachtvereiste en is van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie geen sprake.
In de zaak van aangeefster [slachtoffer 3] is de klacht niet binnen de termijn van drie maanden opgemaakt, waardoor niet aan de wettelijke vereisten is voldaan en de officier van justitie in beginsel niet-ontvankelijk zou kunnen zijn in de vervolging. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat het klachtvereiste niet te restrictief moet worden opgevat, zie het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2023 (gepubliceerd in ECLI:NL:HR:2023:13). Daarin is overwogen dat indien een als klacht bedoeld stuk wel een aangifte, maar geen verzoek tot vervolging inhoudt, het bestaan van een klacht toch kan worden aangenomen als op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast komt te staan dat de klager ten tijde van de aangifte de wens tot vervolging had. Bij het bepalen van deze bedoeling mogen ook feiten en omstandigheden worden betrokken die hebben plaatsgevonden nadat de klager aangifte heeft gedaan.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster [slachtoffer 3] op 29 oktober 2024 aangifte heeft gedaan. Vervolgens heeft zij op 31 oktober 2024, 1 november 2024, 6 december 2024, 17 januari 2025 en 3 maart 2025 aanvullende verklaringen afgelegd. In deze verklaringen heeft zij aanvullende informatie gegeven en bewijsmateriaal overhandigd, onder andere over de identiteit van verdachte. Uit de aangifte en de aanvullende verklaringen maakt de rechtbank op dat aangeefster de wens had dat verdachte zou worden opgespoord en vervolgd. Op 19 maart 2025 heeft aangeefster ook daadwerkelijk een klacht ingediend. Dit is kort na het afleggen van haar laatste aanvullende verklaring. Bovendien geldt dat aangeefster direct nadat zij op de hoogte was gesteld van het klachtvereiste, deze klacht bij de politie heeft ingediend. Het feit dat zij hier zo snel gehoor aan heeft gegeven versterkt het oordeel van de rechtbank dat de aangeefster de uitdrukkelijke wens tot vervolging heeft gehad. Het verweer van de verdediging slaagt niet. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de feiten.
3.2.
De overige voorvragen
De rechtbank stelt verder vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. De onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten bekent verdachte te hebben gepleegd. Gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, de screenshots en de overeenkomstige modus operandi acht de officier van justitie ook het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Indien het ontvankelijkheidsverweer niet wordt gevolgd, refereert de verdediging zich ten aanzien van de overige feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangeefsters [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] hebben aangifte gedaan van (poging) tot afdreiging. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte via sociale media contact zocht met de aangeefsters. Op een gegeven moment is bij elk van de aangeefsters het online contact veranderd in een seksueel/erotisch contact, waarbij de aangeefsters naaktfoto’s naar verdachte hebben gestuurd of verdachte zonder toestemming opnames heeft gemaakt van de aangeefsters, terwijl zij (deels) naakt waren. Vervolgens heeft verdachte gedreigd deze afbeeldingen en opnames openbaar te maken als aangeefsters verdachte niet zouden betalen. Verdachte bekent de afdreiging van [slachtoffer 3] en de poging tot afdreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte ontkent de afdreiging van aangeefster [slachtoffer 4] en verklaart ter zitting dat zij hem (lunch)geld heeft terugbetaald dat hij had voorgeschoten.
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte verklaard dat zij in 2022 via Yubo contact kreeg met verdachte. Het contact groeide uit tot een online seksueel contact waarbij aangeefster seksueel getinte foto’s en video’s stuurde naar verdachte. Ook heeft zij hem via videobellen intieme delen van haar lichaam getoond. Zonder toestemming van aangeefster heeft verdachte hiervan opnames gemaakt. Hierna begon verdachte aangeefster af te dreigen door te zeggen dat hij de naaktbeelden van aangeefster online zou zetten als zij hem geen geld betaalde. Op 13 november 2022 heeft aangeefster € 100,00 overgemaakt naar verdachte. Tot november 2024 heeft aangeefster geen contact meer gehad met verdachte. Toen nam verdachte opeens contact op met aangeefster door haar opnieuw de foto’s en video’s te sturen. Verdachte stuurde hierbij ook een open tikkie en zei dat aangeefster hem € 75,00 moest betalen. Zij heeft dit bedrag betaald.
De aangifte wordt ondersteund door de berichten tussen aangeefster en verdachte die aan het dossier zijn toegevoegd en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] over de screenshots. In de screenshots is te lezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot betaling. Hierbij dreigde hij de naaktbeelden openbaar te maken wanneer zij dit niet zou doen. Op de screenshots is het telefoonnummer te zien waarover verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is, waardoor de rechtbank vaststelt dat het verdachte is geweest die de berichten heeft gestuurd. Ook is de modus operandi overeenkomstig de feiten 1, 2 en 3. Het is telkens verdachte die de aangeefsters via sociale media benadert en hen beweegt tot het delen van seksuele of erotische afbeeldingen en/of video’s, dan wel zonder toestemming opnamen van hen maakt tijdens het videobellen. Vervolgens begint verdachte te dreigen de (geheime) beelden openbaar te maken als de aangeefsters niet betalen.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen en modus operandi acht de rechtbank ook het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 21 oktober 2024 tot en met 03 maart 2025 te
[plaats 1] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen meermalen
(telkens) door bedreiging met openbaring van een geheim, betreffende al dan niet bewerkte naaktfoto's en seksueel getinte en erotische afbeeldingen van [slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van goederen, te weten geldbedragen (tot een totaalbedrag van 11.200,00 euro),
diegeheel aan die [slachtoffer 3] toebehoorde
n, door
- aan die [slachtoffer 3] mede te delen dat hij, verdachte,
voornoemde naaktfoto's en seksueel getinte en erotische
afbeeldingen online zou zetten en via social media kanalen zou
verspreiden en
- aan die [slachtoffer 3] mede te delen dat hij, verdachte, met
voornoemde naaktfoto's en seksueel getinte en erotische
afbeeldingen langs haar ouder en/of familie zou gaan en
- aan die [slachtoffer 3] en haar ouder een kaartje te sturen met daarop naaktfoto's van die [slachtoffer 3] ,
ten einde die [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van geldbedragen;
2
op 27 februari 2025 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim betreffende seksueel getinte en erotische afbeeldingen van [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 1]
immers heeft hij, verdachte, aan die [slachtoffer 1] medegedeeld -zakelijk weergegeven-
* dat hij de schermopname met voornoemde erotische afbeeldingen overal
ging delen en
* wat hij, verdachte, van die [slachtoffer 1] zou krijgen als hij de schermopname met voornoemde erotische afbeeldingen zou verwijderen, ten einde die [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van één geldbedrag, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3
in de periode van 13 december 2024 tot en met 14 december 2024
[plaats 1] en [plaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim betreffende één of meer naaktfoto's en seksueel getinte en erotische
afbeeldingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van 500,00 euro
toebehorende aan die [slachtoffer 2] immers heeft hij, verdachte,
aan die [slachtoffer 2] medegedeeld -zakelijk weergegeven-
* dat hij, verdachte, 500 euro van die [slachtoffer 2] wilde ontvangen alvorens hij
zou overgaan tot het verwijderen van de schermopname met voornoemde
naaktfoto's en erotische afbeeldingen van die [slachtoffer 2] en
* dat hij, verdachte, bij niet betalen van dit bedrag genoodzaakt was om
'het anders aan te gaan pakken' en
aan die [slachtoffer 2] een betaalverzoek (via de Rabobank) ten bedrage van 500,00 euro
verstuurd, ten einde die [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van één geldbedrag,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4
in de periode van 01 november 2022 tot en met 01 december 2024 te
[plaats 1] en [plaats 3] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen meermalen (telkens)
door bedreiging met openbaring van een geheim, betreffende naaktfoto's en seksueel getinte en erotische afbeeldingen/opnamen/video's van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot afgifte van goederen,
te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van 175,00 euro, die aan die [slachtoffer 4] toebehoorden, door aan die [slachtoffer 4] mede te delen dat hij, verdachte voornoemde naaktfoto's en seksueel getinte en erotische afbeeldingen/opnamen/video's online zou zetten en via social media kanalen zou verspreiden/delen als zij niet zou betalen, ten einde die [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van geldbedragen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 28 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast verzoekt de officier van justitie aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank de hiervoor gevoerde verweren niet volgt en komt tot een bewezenverklaring verzoekt de verdediging een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Gelet op de persoon van verdachte is het van belang dat het reclasseringstoezicht zo spoedig mogelijk kan worden voortgezet.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (poging tot) afdreiging van vier vrouwen. Verdachte zocht contact met deze vrouwen via sociale media en won eerst hun vertrouwen. Vervolgens heeft verdachte de vrouwen bewogen tot het versturen van naaktfoto’s of seksuele/erotische video’s en tot videobellen waarbij zij seksuele/erotische handelingen verrichtten. Ook heeft verdachte heeft tijdens het videobellen heimelijk opnames gemaakt. Verdachte dreigde de afbeeldingen en video’s openbaar te maken als de vrouwen hem geen geld zouden betalen en zich zo schuldig gemaakt aan sextortion.
Twee van de vier vrouwen hebben daadwerkelijk geld naar verdachte overgemaakt. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft zelfs een zeer aanzienlijk bedrag van in totaal € 11.200,00 overgemaakt uit angst dat de van haar gemaakte beelden online zouden worden gezet en met haar familie zouden worden gedeeld. Desondanks heeft verdachte een (bewerkte) ansichtkaart met naaktbeelden van aangeefster in de brievenbus van haar woning gedaan, waardoor haar moeder daarvan kennis heeft genomen.
Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters ernstig aangetast. Aangeefsters hebben gevreesd en vrezen nog steeds voor het openbaar worden van de pikante beelden en het eventuele gezichtsverlies dat zij hierdoor zouden lijden. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte bewust kwetsbare vrouwen uitkoos met een islamitische achtergrond. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de islamitische cultuur naaktbeelden tot gezichtsverlies en zelfs verstoting van de familie kunnen leiden. Uit het spreekrecht van aangeefster [slachtoffer 3] is ook gebleken dat deze vrees niet geheel onterecht is geweest. Haar familie is het vertrouwen in haar verloren en aangeefster heeft PTSS opgelopen door het handelen van verdachte. Het is duidelijk dat de aangeefsters zich angstig en ernstig bedreigd hebben gevoeld door het handelen van verdachte. Uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat hij zich niet bekommerd heeft om de gevoelens van de aangeefsters en de gevolgen van zijn handelen. Verdachte had enkel oog voor zijn eigen financiële gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 19 juni 2025 blijkt dat er sprake is van recidive. Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensmisdrijven. Sterker nog, verdachte liep ten tijde van de feiten in het toezicht van een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Verdachte was een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vindt dit zorgelijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 16 juni 2025. Gelet op het delictpatroon, de financiële drijfveren van verdachte en zijn kennelijk beperkte vermogen tot reflecteren op zijn handelen en de gevolgen daarvan voor zijn slachtoffers, volgt de rechtbank de conclusie van de reclassering dat het recidiverisico laag zou zijn, niet. Wel ziet de rechtbank meerwaarde in het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat.
De straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met voornoemde ernst van de feiten en aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Gelet hierop acht zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Ook ziet de rechtbank meerwaarde in het geadviseerde reclasseringstoezicht, reden waarom de gevangenisstraf deels voorwaardelijk wordt opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest op.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om van de gebruikelijke proeftijd af te wijken. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank dan ook een proeftijd van twee jaar. Daarnaast verbindt de rechtbank hieraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en beveelt de rechtbank deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte beschikt nog altijd over de telefoonnummers en gegevens van de aangeefsters en het eerdere reclasseringstoezicht heeft bewezen dat een lopend toezicht verdachte niet weerhoudt van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Naast de bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank aanleiding om ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] een 38v-maatregel op te leggen, in de zin van een contact- en locatieverbod. Verdachte heeft gedurende een lange tijd contact gezocht met [slachtoffer 3] en gedreigd de van haar gemaakte beelden openbaar te maken. Deze dreigementen heeft verdachte verwezenlijkt door bij haar thuis langs te gaan en een kaart met daarop naaktfoto’s van haar in de brievenbus te doen. Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor het woonadres van aangeefster [slachtoffer 3] en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 3] . Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 3] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vordering van benadeelde [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 18.167,00 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Benadeelde heeft de vergoeding van het afgeperste geldbedrag en van de wijziging van het telefoonnummer verzocht. Deze schadeposten heeft de verdediging niet betwist. De rechtbank acht deze schadeposten toewijsbaar nu deze in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank geldt hetzelfde voor de gevorderde vergoeding van het eigen risico over het jaar 2026. Uit de vordering blijkt dat benadeelde gaat starten met psychologische hulpverlening. Het ligt in de lijn der verwachting dat het gehele eigen risico hieraan wordt gespendeerd. Ook de kosten voor het aanschaffen van een deurbelcamera zijn toewijsbaar. Verdachte dreigde langs de moeder van benadeelde te gaan. Vervolgens kocht benadeelde een deurbelcamera. Uiteindelijk voegde verdachte woord bij de daad, wat op de deurbelcamera was te zien. Gelet hierop kan het aanschaffen van de deurbelcamera worden gezien als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid van verdachte (artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek).
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vaststaan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. De reiskosten naar het politiebureau komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de overige reiskosten is niet vast te stellen dat er een voldoende causaal verband is met de bewezenverklaarde feiten. Ook het verzoek tot vergoeding van het eigen risico over het jaar 2025 is onvoldoende onderbouwd en niet alle kosten zijn aan te merken als rechtstreekse schade, waardoor nader onderzoek nodig is. Dergelijk nader onderzoek naar dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Benadeelde heeft verzocht om vergoeding van de immateriële schade die zij als gevolg van het handelen van verdachte heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat benadeelde op andere wijze in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De huisarts heeft bij benadeelde psychisch letsel vastgesteld, waarvoor zij is doorverwezen naar psychische hulpverlening en EMDR-therapie zal gaan volgen. De rechtbank acht dit begrijpelijk gelet op de dreiging die benadeelde door het handelen van verdachte heeft ervaren. In het bijzonder doordat verdachte de dreiging heeft verwezenlijkt door een kaart naar haar adres te sturen met daarin een tweetal naaktfoto’s. Wel ziet de rechtbank redenen om een lager bedrag toe te wijzen, namelijk een bedrag van € 3.000,00. De rechtbank baseert zich hierbij op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen.
Conclusie
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 14.834,00, waarvan € 11.834,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade. Voor het overige zal de rechtbank benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan, te weten 27 oktober 2024, de datum van laatste betaling.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2.
De vordering van benadeelde [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.000,00 voor feit 2. [slachtoffer 1] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij op andere wijze in de persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen met de huidige informatie niet mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor haar zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, zonder concrete gegevens. De vaststelling daarvan vergt nader onderzoek, dat naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.3.
De vordering van benadeelde [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 175,00 voor feit 4.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 29 oktober 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
-verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:afdreiging, meermalen gepleegd
feit 2:poging tot afdreiging
feit 3:poging tot afdreiging
feit 4:afdreiging, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* Meldplicht bij reclassering
Dat verdachte zich meldt in overleg met zijn toezichthouder bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK in Rotterdam . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* Ambulante behandeling
Dat verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk, in overleg met de zorgaanbieder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Dat verdachte verblijft bij [stichting] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start in overleg met de zorgaanbieder. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
* Contactverbod
Dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 2] 2000), [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 3] 1990), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 4] 2006) en [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedag 5] 2003) heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Dat verdachte zich niet in de [adres 2] en in de [adres 3]
bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* Meewerken aan schuldhulpverlening
Dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Contactverbod (artikel 38v Sr)
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] , geboren op
[geboortedag 2] 2000;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon;
Gebiedsverbod (artikel 38v Sr)
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 2 jaren zich niet zal ophouden in de [adres 2] en in de [adres 3] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 14.834,00, waarvan € 11.834,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , € 14.834,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 109 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 175,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , € 175,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. D.H. Hamburger en
mr. B. Akdikan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 12 november 2025.
Mr. Akdikan is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij
in of omstreeks de periode van 21 oktober 2024 tot en met 03 maart 2025 te
[plaats 1] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen meermalen (telkens)
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
(betreffende één of meer al dan niet bewerkte naaktfoto's en/of seksueel getinte
en/of erotische afbeeldingen van [slachtoffer 3] )
[slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot afgiften van enig(e) goed(eren),
te weten
één of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 11.200 ,00 euro),
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of aan een derde toebehoorde,
door
- aan die [slachtoffer 3] mede te delen / kenbaar te maken dat hij, verdachte
voornoemde naaktfoto's en/of seksueel getinte en/of erotische
afbeeldingen online zou zetten en/of via social media kanalen zou
verspreiden en/of
- aan die [slachtoffer 3] mede te delen / kenbaar te maken dat hij, verdachte met
voornoemde naaktfoto's en/of seksueel getinte en/of erotische
afbeeldingen langs haar ouder(s) en/of familie zou gaan en/of
- aan die [slachtoffer 3] en/of haar ouder(s) een kaartje te sturen met daarop één of
meer (bewerkte) naaktfoto's van die [slachtoffer 3] ,
ten einde die [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van één of meer geldbedragen;
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij
op of omstreeks 27 februari 2025 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
(betreffende één of meer seksueel getinte en/of erotische afbeeldingen van [slachtoffer 1]
)
[slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van enig goed en/of een geldbedrag, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
immers heeft hij, verdachte,
aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/kenbaar gemaakt/gevraagd -zakelijk weergegeven-
* dat hij de schermmopname met voornoemde erotische afbeeldingen overal
ging delen en/of
* (vervolgens) wat hij, verdachte van die [slachtoffer 1] zou krijgen als hij de
schermmopname met voornoemde erotische afbeeldingen zou verwijderen,
ten einde die [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van één of meer geldbedragen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
( art 318 lid 1 / art. 45 Sr. Wetboek van Strafrecht )
3
hij
in of omstreeks de periode van 13 december 2024 tot en met 14 december 2024
[plaats 1] en/of [plaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
(betreffende één of meer naaktfoto's en/of seksueel getinte en/of erotische
afbeeldingen van [slachtoffer 2] )
[slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van 500,00 euro, althans een geldbedrag, geheel
of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2]
immers heeft hij, verdachte,
aan die [slachtoffer 2] medegedeeld/kenbaar gemaakt-zakelijk weergegeven-
* dat hij, verdachte 500 euro van die [slachtoffer 2] wilde ontvangen alvorens hij
zou overgaan tot het verwijderen van de schermmopname met voornoemde
naaktfoto's en/of erotische afbeeldingen van die [slachtoffer 2] en/of
* dat hij, verdachte bij niet betalen van dit bedrag genoodzaakt was om
'het anders aan te gaan pakken' en/of
aan die [slachtoffer 2] een betaalverzoek (via de Rabobank) ten bedrage van 500,00 euro
verstuurd,
ten einde die [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van één of meer geldbedragen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
( art. 318 / 45 Sr. Wetboek van Strafrecht )
4
hij
in of omstreeks de periode van 01 november 2022 tot en met 01 december 2024 te
[plaats 1] en/of [plaats 3] met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen meermalen (telkens)
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
(betreffende één of meer al dan niet bewerkte naaktfoto's en/of seksueel getinte
en/of erotische afbeeldingen/opnamen/video's van [slachtoffer 4] )
[slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot afgiften van enig(e) goed(eren),
te weten
één of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 175,00 euro),
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of aan een derde toebehoorde,
door (bij voortduring) aan die [slachtoffer 4] mede te delen / kenbaar te maken dat hij,
verdachte voornoemde naaktfoto's en/of seksueel getinte en/of erotische
afbeeldingen/opnamen/video's online zou zetten en/of via social media kanalen
zou verspreiden/delen als zij niet zou betalen,
ten einde die [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van één of meer geldbedragen;
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )