ECLI:NL:RBZWB:2025:7706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/790
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaar van 13 augustus 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat het college op 25 februari 2025 alsnog op het bezwaar had beslist. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, omdat het college tegemoet is gekomen aan haar beroep door alsnog te beslissen op het bezwaar. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent een bedrag van € 453,50 toe aan verzoekster, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast wordt het college verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster (gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaar van 13 augustus 2024. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 25 februari 2025 alsnog op het bezwaar heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 30 januari 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 13 augustus 2024. Het college heeft op 25 februari 2025 alsnog beslist op het bezwaar van verzoekster. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 11 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.