Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden van 13 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de N290 Gentsevaart te Kapelleburg op 20 april 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarna de officier van justitie de beschikking heeft vernietigd. De zitting vond plaats op 3 januari 2025, waarbij de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie vertegenwoordigd was door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de gemachtigde heeft ook een verzoek ingediend voor een proceskostenvergoeding en een dwangsom, omdat de officier van justitie niet tijdig had beslist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie inderdaad niet tijdig had beslist en heeft een dwangsom van € 707,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De kantonrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat betrokkene inhoudelijk niet in het gelijk was gesteld. De beslissing van de kantonrechter was dus gedeeltelijk gegrond, waarbij de boete werd gehandhaafd, maar de dwangsom werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.