ECLI:NL:RBZWB:2025:769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10943555 MB VERZ 24-114
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
  • J.E. Lorello-Willeboordse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met betrekking tot dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden van 13 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de N290 Gentsevaart te Kapelleburg op 20 april 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarna de officier van justitie de beschikking heeft vernietigd. De zitting vond plaats op 3 januari 2025, waarbij de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie vertegenwoordigd was door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de gemachtigde heeft ook een verzoek ingediend voor een proceskostenvergoeding en een dwangsom, omdat de officier van justitie niet tijdig had beslist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie inderdaad niet tijdig had beslist en heeft een dwangsom van € 707,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.

De kantonrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat betrokkene inhoudelijk niet in het gelijk was gesteld. De beslissing van de kantonrechter was dus gedeeltelijk gegrond, waarbij de boete werd gehandhaafd, maar de dwangsom werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10943555 \ MB VERZ 24-114
CJIB-nummer: 7062 5422 5733 3799
uitspraakdatum: 3 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 13 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de N290 Gentsevaart te Kapelleburg op 20 april 2023 om 07:58 uur.
Gemachtigde kan zich niet verenigen met de door de officier van justitie vastgestelde proceskostenvergoeding. In een aanvulling heeft gemachtigde aangevoerd dat de beslistermijn, na verlenging, was verlopen op 13 december 2023. Op 22 december 2023 heeft gemachtigde de officier van justitie in gebreke gesteld. De beslissing van de officier van justitie is verstuurd op 22 januari 2024. De officier van justitie heeft daarom gedurende 16 dagen dwangsommen verbeurd, wat neerkomt op een bedrag van € 392,- plus de wettelijke rente. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De ingebrekestelling is tijdig gestuurd, wat betekent dat er vanaf 5 januari 2024 een dwangsom is verschuldigd. Gemachtigde rekent tot de datum van 22 januari 2024 waarop de beslissing is genomen, alleen dient rekening te worden gehouden met de verzendtermijn. Er dient daarom een dwangsom toegekend te worden voor de periode van 5 januari 2024 tot en met 30 januari 2024 van € 707,-. Voorts heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht om geen proceskostenvergoeding toe te kennen, aangezien dit losstaat van het inhoudelijke beroep.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Toewijzing dwangsom
Gemachtigde heeft tot slot verzocht om toekenning van de wettelijke dwangsom omdat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist.
Op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie beslissen binnen 16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 13 juni 2023. De officier van justitie heeft per brief van 25 september 2023 de beslistermijn met tien weken verlengd. Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 13 december 2023 een beslissing had moeten nemen.
Hieruit volgt dat niet tijdig is beslist, want de beslissing is pas op 30 januari 2024 verzonden.
Op grond van artikel 4:17 lid 3 Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de beslistermijn is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie op 22 december 2023 een ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de officier van justitie aan betrokkene voor 25 dagen een dwangsom heeft verbeurd (artikel 4:17 lid 1 Awb).
Gelet op artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom € 707,-. De berekening is als volgt:
14 dagen x € 23,- = € 322,-.
11 dagen x € 35,- = € 385,-.
Proceskostenvergoeding
Betrokkene is inhoudelijk niet in het gelijk gesteld. Het beroep treft uitsluitend doel op het punt van de dwangsom. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hiervoor een proceskostenvergoeding toe te kennen en verwijst daarbij naar vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (zie ECLI:NL:GHARL:2022:4349). Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af;
‒ stelt vast dat de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom van € 707,- is verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: