ECLI:NL:RBZWB:2025:7685
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V. uit een onbekende plaats, om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag van 15 november 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 2 april 2025 alsnog op de aanvraag had beslist. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door tijdig te beslissen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster recht op een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan met toepassing van relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht.