6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een GGZ-medewerker mishandeld, doordat hij hem op zijn arm heeft geslagen en tegen zijn scheenbeen heeft geschopt. Aangever heeft hierdoor letsel opgelopen. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Hij is zonder aanleiding door verdachte aangevallen, hetgeen voor hem logischerwijs beangstigend is geweest. Dit soort feiten veroorzaken ook in het algemeen bij slachtoffers een gevoel van onveiligheid, dat lang kan aanhouden. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. In zijn optiek dreigde hij juist door anderen te worden aangevallen en heeft hij zich slechts verdedigd. De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte is blijven volharden in zijn ontkenning en geen schuldinzicht heeft of spijt heeft betuigd.
ISD-maatregel
Ter beoordeling ligt de vraag voor of oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk en noodzakelijk is.
De ISD-maatregel is erop gericht om actieve veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar op te sluiten, waardoor het de veelpleger onmogelijk wordt gemaakt om het criminele gedragspatroon voort te zetten. De ISD-maatregel onderbreekt de vicieuze cirkel van opsluiting – invrijheidstelling – veroordeling. Gedurende de periode van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het criminele gedrag van de veelpleger. Daarnaast biedt de ISD-maatregel mogelijkheden om door een hulpverleningstraject aan gedragsverandering te werken om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Persoon van verdachte
Het strafblad van verdachte is uitgebreid en hieruit blijkt dat hij vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen. Dat heeft vooral betrekking op vermogens- en geweldsmisdrijven, zoals (winkel)diefstal, vernieling en mishandeling. Dat zijn overlastgevende feiten, net als het onderhavige feit.
Uit het reclasseringsadvies van 7 oktober 2025 blijkt dat verdachte verslavingsproblemen heeft en het hem ontbreekt aan intrinsieke motivatie om dit middelengebruik terug te dringen. Verdachte heeft sinds 2006 meerdere begeleidings- en behandeltrajecten aangeboden gekregen vanuit de reclassering. De hulpverleningstrajecten zijn meestal voortijdig negatief beëindigd en hebben geen langdurige verbetering bewerkstelligd. Tijdens een eerdere ISD-maatregel, die in 2024 is beëindigd, is verdachte de voorwaarden ook niet nagekomen door zich tijdens de extramurale fase te onttrekken. Na die ISD-maatregel is een vrijwillig kader opgezet om de situatie van verdachte te stabiliseren, maar ook dit is niet succesvol verlopen. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer tot het inzetten van interventies, die gericht zijn op gedragsverandering om het hoge recidivegevaar terug te dringen. Verdachte laat voortdurend een patroon zien waarin hij afspraken en voorwaarden niet respecteert en door niet gemotiveerd te zijn elk hulpverleningstraject voortijdig staakt. De ISD-maatregel, in onvoorwaardelijke vorm, is volgens de reclassering de enige optie.
Ter zitting heeft deskundige [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij GGZ Emergis, haar schriftelijk advies onderschreven en nader toegelicht. De eerdere detentiestraffen, behandeltrajecten, reclasseringsinterventies en andere justitiële maatregelen hebben niet tot een positieve ommekeer kunnen leiden. De mogelijkheden voor gedragsverandering bij verdachte in een vrijwillig kader zijn illusoir. Verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd om zijn verslaving een halt toe te roepen. Het is voor verdachte zaak om abstinent te blijven door een omgeving te creëren waar het gebruik van alcohol en verdovende middelen onmogelijk is en het gewaarborgd is dat hij zijn antiverslavingsmedicatie blijft gebruiken, aldus de deskundige.
Mogelijkheid van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Het begane feit betreft een misdrijf waarvoor op grond van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Bovendien is het onderhavige feit begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Er is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte kan worden aangemerkt als een zeer actieve veelpleger. Er zijn namelijk over een periode van vijf jaar tegen hem processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Gelet op de door verdachte in het verleden gepleegde strafbare feiten en de hoge kans op herhaling, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Dit betekent dat oplegging van de ISD-maatregel wettelijk mogelijk is.
Noodzakelijkheid van de ISD-maatregel
De ISD-maatregel is niet alleen wettelijk mogelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk. Ter zitting zijn alternatieven voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel besproken, maar telkens gekwalificeerd als onuitvoerbaar. Gelet op hetgeen dat in voornoemd reclasseringsadvies staat en de toelichting daarop ter zitting, is de rechtbank ervan overtuigd dat het van groot belang is dat de situatie van verdachte intramuraal in kaart wordt gebracht en hij vervolgens de juiste behandeling en hulpverlening krijgt om recidive in de toekomst te voorkomen. Dit is niet haalbaar in het kader van bijzondere voorwaarden, maar kan wel plaatsvinden binnen de ISD-maatregel. Op die manier is de kans het grootst dat verdachte zijn gedrag structureel kan veranderen en dat hij na afloop van de ISD-maatregel niet opnieuw de fout in gaat. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wil stoppen met het alcoholgebruik, dat hij medicatiebereid is, dat hij wil voorkomen dakloos te raken en zich wil focussen op sport en het maken van tekeningen. Binnen de ISD-maatregel kunnen deze voornemens gerealiseerd worden, maar de sleutel naar succes ligt daarvoor wel bij verdachte. Hij zal de aangeboden hulp moeten aangrijpen om ervoor te zorgen dat de ISD-maatregel geen kale gevangenisstraf wordt.
Conclusie
Alles afwegende ziet de rechtbank de ISD-maatregel als enige mogelijkheid om verdachte de nodige behandeling en structuur te bieden en het delictpatroon van verdachte te kunnen doorbreken. De rechtbank acht de oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor twee jaar noodzakelijk en onderschrijft het standpunt van deskundige [reclasseringswerker] dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke ISD, omdat de verwachting is dat verdachte zich niet aan de daarbij te formuleren voorwaarden zal houden.
De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel, zoals door de officier van justitie voorgesteld. De rechtbank acht het in het belang van verdachte dat hij voldoende tijd krijgt om ook daadwerkelijk zijn problemen aan te pakken.