Uitspraak
Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De vordering van de benadeelde partij
8.De wettelijke voorschriften
9.Beslissing
een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
[plaats] , gemeente Sluis, althans in Nederland,
met een persoon, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
heeft verricht, te weten
- het meermalen duwen/brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de
schaamlippen, van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] ,
- het zich door [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke
opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang,
geweld en/of bedreiging, door
- bij de schouders, althans het lichaam, van die [slachtoffer] vast te pakken,
- die [slachtoffer] onderuit te trekken,
- het plaatsen en/of duwen van zijn hand op de mond van die [slachtoffer] ,
- te zeggen en/of fluisteren dat die [slachtoffer] stil moest zijn en/of stil moest blijven
en/of dat ze het geheim moest houden
( art 243 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
[plaats] , gemeente Sluis, althans in Nederland,
met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
heeft verricht, te weten
- het meermalen duwen/brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de
schaamlippen, van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] ,
- het zich door [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die
[slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 243 lid 1 Wetboek van Strafrecht )