ECLI:NL:RBZWB:2025:7665

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
02-137244-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde opzetverkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde opzetverkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl hij wist dat het slachtoffer dit niet wilde. De feiten vonden plaats in de nacht van 1 op 2 augustus 2024, waarbij de verdachte gebruik maakte van dwang, geweld en bedreiging. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar, ondersteund door medisch bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 5.000,00 aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-137244-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 november 2025
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres]
raadsman mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 2 augustus 2024 [slachtoffer] met gebruik van dwang, geweld en/of bedreiging heeft verkracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting, op de wijze zoals in de tenlastelegging is opgenomen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit voor het primair tenlastegelegde vrijspraak, omdat zij de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig acht. Daarnaast is er volgens de verdediging onvoldoende steunbewijs. Ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken, nu er geen bewijs is dat bij aangeefster de wil ontbrak.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaat dat er tussen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte in de nacht van 1 op 2 augustus 2024 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij verdachte [slachtoffer] meermalen heeft gevingerd en verdachte zijn penis in de vagina en de mond van [slachtoffer] heeft gebracht. Volgens [slachtoffer] is dit tegen haar wil gebeurd. Verdachte daarentegen heeft verklaard dat dit wel gebeurd is maar dat het op basis van vrijwilligheid heeft plaatsgevonden en [slachtoffer] niet heeft aangegeven dat zij dit niet wilde.
Juridisch kader
In zedenzaken zijn doorgaans slechts twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de verdachte. Indien de veronderstelde dader ontkent, moet de rechter beoordelen of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dat bewijsminimum houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs, dat afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan onder meer worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring van verkrachting niet is vereist dat de verkrachting als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en dat overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Voorgaande betekent dat enerzijds het oordeel dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat haar verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt, twee afzonderlijke beslissingen zijn. Het feit dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar wordt geacht, kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, of de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar is. De rechtbank acht het van belang om voorop te stellen dat de verklaring van [slachtoffer] op de rechtbank authentiek overkomt. Tijdens het verhoor blijkt namelijk dat het voorval specifieke emoties bij haar oproept. Zij legt ook duidelijk uit dat zij moeite heeft om over de seksuele handelingen te praten en het daardoor lastig voor haar is om de details van het voorval uit te spreken. Uit het verhoor blijkt ook dat de verbalisanten haar naar aanleiding hiervan vragen hebben gesteld, zonder haar woorden in de mond te leggen. Bovendien heeft zij openlijk verklaard over seksueel misbruik wat haar in het verleden is overkomen. Het feit dat [slachtoffer] niet in detail heeft verklaard, maakt haar verklaring volgens de rechtbank dan ook niet minder betrouwbaar. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] ook consistent. Zij heeft namelijk over essentiële onderdelen verklaard, die ook terugkomen in het verhoor van de moeder van [slachtoffer] . Bovendien blijkt uit de verklaringen van [getuige] , het vriendje van [slachtoffer] en haar moeder dat zij alle drie hetzelfde van [slachtoffer] hebben gehoord, waaruit blijkt dat [slachtoffer] consistent is in haar verklaring. Dit terwijl zij tegen hen op verschillende momenten haar verhaal heeft gedaan. Dat [slachtoffer] pas op een later moment naar buiten is gekomen met haar verklaring over het voorval doet aan het voorgaande niet af. Temeer nu zij heeft toegelicht waarom zij niet eerder over het voorval heeft verklaard. Gelet op voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. De rechtbank is van oordeel dat die steun kan worden gevonden in verschillende documenten in het dossier. Zo blijkt onder meer uit de huisartsverklaring dat er letsel bij [slachtoffer] is waargenomen. Er is bij haar een oppervlakkige scheur van de vagina-achterwand geconstateerd van ongeveer vier centimeter. Deze scheur verliep gedeeltelijk uitwendig naar inwendig in de vagina. Deze scheur was inmiddels aan het herstellen en moet daarom kort na het incident nog dieper zijn geweest. De rechtbank overweegt dat het niet anders kan dan dat [slachtoffer] veel pijn moet hebben ervaren door de penetratie door verdachte, dat zij dit niet vrijwillig heeft ondergaan en dat verdachte dit moet hebben opgemerkt. Daarnaast is door verschillende getuigen verdriet waargenomen bij [slachtoffer] . Specifiek wijst de rechtbank op de getuigenverklaring van [getuige] . Het viel [getuige] op dat [slachtoffer] de volgende ochtend verdrietig oogde en het dekbedovertrek en onderlaken van haar bed had afgehaald. [slachtoffer] had heel veel gebloed. Bovendien heeft [getuige] verklaard dat verdachte haar diezelfde avond tegen haar wil heeft gezoend. Ook tegen haar heeft hij gezegd dat zij het geheim moest houden. Dit komt overeen met zijn gedragingen richting [slachtoffer] , waarbij hij haar mond heeft bedekt met zijn hand en heeft gezegd dat ze het geheim moest houden.
Opzetverkrachting
Van opzetverkrachting is sprake als de verdachte met een ander seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, terwijl hij – al dan niet in voorwaardelijke zin – wist dat bij de ander de wil daartoe ontbrak. Van wetenschap van een ontbrekende wil bij de ander is in het algemeen sprake als de ander met duidelijke verbale of non-verbale signalen te kennen heeft gegeven het seksuele contact niet te willen en de verdachte dit seksuele contact toch heeft voortgezet.
Om tot een bewezenverklaring van gekwalificeerde opzetverkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de opzetverkrachting werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door [slachtoffer] beschreven omstandigheden en het feit dat zij meermaals heeft gezegd dat zij het niet wilde, blijkt dat bij haar de wil tot seksueel contact met verdachte ontbrak en dat dit voor verdachte duidelijk was. Ook blijkt uit de omstandigheden dat dit seksuele contact met gebruik van dwang, geweld en bedreiging heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft immers [slachtoffer] onderuit getrokken, geduwd, zijn hand op haar mond gelegd, de seksuele handelingen uitgevoerd en haar gezegd dat ze stil moest zijn en het tegen niemand mocht vertellen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 2 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Sluis, met een persoon, te weten [slachtoffer] , seksuele handelingen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft verricht, te weten
- het meermalen brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
terwijl hij wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door en vergezeld van dwang, geweld en bedreiging, door
- de schouders van die [slachtoffer] vast te pakken,
- die [slachtoffer] onderuit te trekken,
- het plaatsen van zijn hand op de mond van die [slachtoffer] ,
- te fluisteren dat die [slachtoffer] stil moest zijn en stil moest blijven en dat ze het geheim moest houden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, mede gelet op de strafverzwarende omstandigheden, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij vordert hij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de bepleitte vrijspraak niet wordt gevolgd, verzoekt de verdediging te volstaan met een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel 1 dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman bepleit rekening te houden met de beperkte mate van dwang, bedreiging of geweld en de vergaande gevolgen die een gevangenisstraf heeft voor verdachte mede gelet op zijn leeftijd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetverkrachting van [slachtoffer] , met toepassing van dwang, geweld en bedreiging. Verdachte is daarbij niet alleen tegen de wil van [slachtoffer] in haar woning en op haar kamer gebleven, maar heeft daar vervolgens ook tegen haar wil seksuele handelingen verricht waarbij hij seksueel bij haar is binnengedrongen.
Opzetverkrachting is een zeer ernstig feit waarmee een grove inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verkrachting is een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer.
Dat geldt ook voor [slachtoffer] . Uit haar verklaring blijkt dat de verkrachting een grote impact op haar heeft gehad. Op het moment van de verkrachting was zij minderjarig. Bovendien was zij nog maagd en door een incident in haar verleden helemaal niet toe aan dergelijke seksuele handelingen. De verkrachting heeft letsel veroorzaakt in haar vagina. Ook heeft verdachte geen gebruik gemaakt van een condoom en heeft zij als gevolg van de verkrachting chlamydia en gonorroe opgelopen. Daarnaast heeft de verkrachting psychisch een grote impact gehad op [slachtoffer] . Om het voorval te verwerken is ze gestart met traumatherapie.
Verdachte heeft op geen enkel moment oog gehad voor [slachtoffer] en evenmin stilgestaan bij de gevolgen van zijn strafbare handelen voor haar. Verdachte heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele lusten vooropgesteld. Verdachte heeft met zijn handelen de seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] doorkruist. Verdachte had beter moeten weten, des te meer nu hij al eerder is aangesproken op zijn gedrag middels een mededelingsgesprek.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het dossier bevat evenwel meldingen van andere vrouwen over seksueel overschrijdend gedrag door verdachte. Volgens het reclasseringsadvies van 1 oktober 2025 bestaan er risico verhogende factoren op de leefgebieden seksualiteit en middelengebruik. Verdachte heeft aangegeven dat hij seksverslaafd was, of in ieder geval op zoek was naar aandacht van vrouwen. Hij was veel met seks bezig, waarbij hij heeft aangegeven te houden van ‘ruige’ seks. Hij voelde dit dan 'in het moment' aan met een seksuele partner. De reclassering vraagt zich af of verdachte in het moment zijn behoeften kan afstemmen met een partner, gelet op de eerdere meldingen. Verdachte heeft laten weten dat hij open staat voor eventuele bijzondere voorwaarden, zoals een toezicht door de reclassering of een behandelverplichting. Op basis van de afgenomen (waaronder op zeden gerichte) risicotaxaties schat de reclassering de risico's op recidive in als gemiddeld. Zij vindt behandeling van belang, om beter zicht te krijgen op de seksualiteit van verdachte en de keuzes die hij hierin maakt. Geadviseerd wordt daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole.
De strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Voor de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank gekeken naar gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Er zijn nog geen oriëntatiepunten voor gekwalificeerde opzetverkrachting als bedoeld in artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals in dit geval aan de orde is, maar wel voor verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (oud). Voor de laatstgenoemde verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang hanteren de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt. De rechtbank is van oordeel dat dit als uitgangspunt kan worden genomen bij de op te leggen straf.
Strafverzwarend in het geval van verdachte is dat de verkrachting plaatsvond op een plek waar [slachtoffer] zich veilig had mogen voelen, namelijk haar slaapkamer in haar tijdelijke woning. Daarnaast weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat [slachtoffer] minderjarig en maagd was en zij aan de verkrachting letsel en soa’s heeft overgehouden. De rechtbank stelt vast dat verdachte een first offender is en nog jong en bereid om zich aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder een behandelverplichting, te houden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 40 maanden passend en geboden. Zij zal daarvan 10 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank deelt de door de reclassering geuite zorgen over verdachte en acht het van belang dat begeleiding en behandeling op de leefgebieden seksualiteit en middelengebruik zal plaatsvinden zodat herhaling van dergelijke feiten in de toekomst worden voorkomen. De rechtbank zal daartoe de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00, voor immateriële schade als gevolg van het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,00.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 2 augustus 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 243 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
primair:opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang, geweld en bedreiging,
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd persoonlijk of telefonisch meldt om een afspraak te maken bij Reclassering Nederland op het adres Vrijlandstraat 33, 4337 EA Middelburg, telefoonnummer 088 804 1505 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zicht houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, middels urineonderzoek en ademonderzoek, om het middelengebruik te beheersen zo vaak de reclassering dit nodig vindt;
Van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
, € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 60 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en S.H. Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 7 november 2025.
De oudste rechter griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2024 tot en met 2 augustus 2024 te
[plaats] , gemeente Sluis, althans in Nederland,
met een persoon, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
heeft verricht, te weten
- het meermalen duwen/brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de
schaamlippen, van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] ,
- het zich door [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke
opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang,
geweld en/of bedreiging, door
- bij de schouders, althans het lichaam, van die [slachtoffer] vast te pakken,
- die [slachtoffer] onderuit te trekken,
- het plaatsen en/of duwen van zijn hand op de mond van die [slachtoffer] ,
- te zeggen en/of fluisteren dat die [slachtoffer] stil moest zijn en/of stil moest blijven
en/of dat ze het geheim moest houden
( art 243 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2024 tot en met 2 augustus 2024 te
[plaats] , gemeente Sluis, althans in Nederland,
met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
heeft verricht, te weten
- het meermalen duwen/brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de
schaamlippen, van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] ,
- het zich door [slachtoffer] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die
[slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 243 lid 1 Wetboek van Strafrecht )