Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank oordeelt over het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die het bezwaar van de belanghebbende op 28 juli 2023 niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de zaak teruggeworpen naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan de belanghebbende moet vergoeden. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 42,52 aan proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).