In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2025, beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde geen geldige machtiging had overgelegd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 680,25, verdeeld over 16 samenhangende zaken. De rechtbank benadrukt dat de heffingsambtenaar een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.