ECLI:NL:RBZWB:2025:7628
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake WOZ-beschikking
In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de belanghebbende niet eerst de bezwaarprocedure heeft doorlopen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt dat de belanghebbende op 4 april 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking van een object, maar dit bezwaar op 4 juli 2023 heeft ingetrokken. Ondanks de intrekking heeft de heffingsambtenaar het bezwaar abusievelijk behandeld en niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank stelt vast dat, aangezien het bezwaar is ingetrokken, het niet langer aanhangig is en de heffingsambtenaar niet bevoegd was om een uitspraak te doen. Hierdoor kan de uitspraak van de heffingsambtenaar niet worden aangemerkt als een uitspraak op bezwaar, omdat er geen geldig bezwaar was tegen het primaire besluit.
De rechtbank concludeert dat, gezien artikel 7:1 Awb, er eerst bezwaar gemaakt moet worden bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. Aangezien de belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn op 7 november 2025 en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.