Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2010. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte heeft op 12 maart 2025 in Oosterhout de aangever mishandeld door deze meerdere keren tegen het hoofd te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, en de verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bekennende verklaring had afgelegd en dat er voldoende bewijs was om de mishandeling te bevestigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van herstelbemiddeling genoemd, gezien de omstandigheden van de zaak en de wens van de verdachte om zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.