In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat zij van mening is dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de stopzetting van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 23 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn, aangezien eiseres het UWV op 14 februari 2025 in gebreke heeft gesteld en het UWV deze ingebrekestelling op 17 februari 2025 heeft ontvangen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Eiseres verzoekt om een dwangsom van € 37.500,-, maar de rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden, en dat eiseres geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.