ECLI:NL:RBZWB:2025:7602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/4710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet tijdige beslissing van het UWV op bezwaar tegen stopzetting van uitkering op grond van de Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de stopzetting van haar uitkering op grond van de Ziektewet, welke stopzetting op 9 januari 2025 is besloten. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft het UWV op 1 augustus 2025 in gebreke gesteld, en na ontvangst van deze ingebrekestelling op 4 augustus 2025 is de termijn van twee weken verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.

De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I. van Barneveld),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar tegen het besluit van
9 januari 2025 inhoudende de stopzetting van een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Niet in geschil is dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. Eiseres heeft het UWV op 1 augustus 2025 in gebreke gesteld. Het UWV heeft de ingebrekestelling op 4 augustus 2025 ontvangen en sindsdien zijn twee weken voorbijgegaan.
Welke beslistermijn wordt aan het UWV opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Het UWV heeft in het verweerschrift van 9 oktober 2025 aangegeven dat de reden van het overschrijden van de beslistermijn het tekort is aan verzekeringsartsen waardoor het nog niet is gelukt om een fysieke hoorzitting in te plannen met een verzekeringsarts. Tevens geeft het UWV aan dat dit nog enkele maanden zal duren en dat een onderzoek door een arbeidsdeskundige wellicht nog noodzakelijk is. Een besluit lijkt daarom de eerstkomende maanden nog niet aan de orde.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [2]
6.1.
Het UWV heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. Uit de stukken blijkt dat sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat de bestuurlijke dwangsom het maximale bedrag van
€ 1.442,- bedraagt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door het UWV al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6.1. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
- stelt de door het UWV te betalen dwangsom vast op € 1.442,- ;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
I. Ambachtsheer, griffier, op 7 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.