ECLI:NL:RBZWB:2025:758
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten in WIA-zaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2025, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 21 maart 2023, waarin zijn bezwaar tegen het vastgestelde dagloon ongegrond was verklaard. Na herziening van het dagloon door het UWV op 29 oktober 2024, trok verzoeker zijn beroep in. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft het UWV inderdaad tegemoetgekomen aan verzoeker door het dagloon te herzien. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent verzoeker een vergoeding van € 1.294,- toe, omdat hij in de bezwaarfase bijgestaan is door een gemachtigde. De rechtbank merkt op dat verzoeker geen vergoeding voor de beroepsfase ontvangt, omdat hij zonder gemachtigde heeft geprocedeerd en er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.