ECLI:NL:RBZWB:2025:756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11171491 / CV EXPL 24-2197 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in civiele zaak over verkeersboete en aansprakelijkheid opdrachtnemer

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 12 februari 2025 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen [opdrachtnemer] en [opdrachtgever]. De zaak betreft een verkeersboete die aan [opdrachtnemer] is opgelegd voor een overtreding die plaatsvond op 8 maart 2024. De kantonrechter had eerder op 4 december 2024 een tussenvonnis gewezen waarin werd geoordeeld dat [opdrachtnemer] de chauffeurswerkzaamheden voor [opdrachtgever] op basis van een overeenkomst van opdracht had verricht en niet op basis van een arbeidsovereenkomst. Tevens werd [opdrachtnemer] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de vrachtwagen van [opdrachtgever]. In het tussenvonnis werd [opdrachtgever] opgedragen te bewijzen dat [opdrachtnemer] op de genoemde datum in de vrachtwagen met [kenteken] reed en dat de boetebeschikking via whatsapp aan [opdrachtnemer] was verzonden.

Tijdens de verdere beoordeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat [opdrachtgever] is geslaagd in het bewijs dat [opdrachtnemer] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met [kenteken] reed. De kantonrechter oordeelde dat de foto van het tolkastje, die door [opdrachtgever] was overgelegd, voldoende bewijs bood. Daarnaast werd vastgesteld dat de boetebeschikking op 21 juni 2024 via whatsapp aan [opdrachtnemer] was verzonden. De kantonrechter oordeelde dat [opdrachtnemer] de boete en de verhoging daarvan moest betalen, omdat hij op de hoogte was van de overtreding en geen actie had ondernomen om de boete tijdig te voldoen.

In de beslissing werd [opdrachtnemer] veroordeeld tot betaling van € 546,17 aan [opdrachtgever], vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Tilman-Knoester op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11171491 \ CV EXPL 24-2197
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[opdrachtnemer],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtnemer] ,
gemachtigde: mr. G.S. de Haas,
tegen

1.[V.O.F.] ,

te [plaats 2] ,
2.
[vennoot 1],
te [plaats 2] ,
3.
[vennoot 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [opdrachtgever] en afzonderlijk [V.O.F.] , [vennoot 1] en [vennoot 2] ,
gemachtigde: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen.

1.De zaak tot nu toe

1.1.
De kantonrechter heeft op 4 december 2024 een tussenvonnis gewezen. Daarin is op de vorderingen van [opdrachtnemer] beslist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [opdrachtnemer] de chauffeurswerkzaamheden voor [opdrachtgever] op basis van een overeenkomst van opdracht heeft verricht (en niet op basis van een arbeidsovereenkomst). [opdrachtnemer] is aansprakelijk voor de schade aan de vrachtwagen van [opdrachtgever] die hij veroorzaakt heeft. De vorderingen van [opdrachtnemer] zijn grotendeels afgewezen.
1.2.
In het tussenvonnis is ook al voor een deel beslist op de tegenvorderingen van [opdrachtgever] Alleen ten aanzien van de gevorderde verkeersboete kon nog geen eindbeslissing worden genomen. De kantonrechter heeft [opdrachtgever] opgedragen om te bewijzen dat [opdrachtnemer] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met [kenteken] heeft gereden en dat de boetebeschikking via whatsapp aan [opdrachtnemer] toegezonden is.
1.3.
[opdrachtgever] heeft in het kader van deze bewijsopdracht een akte genomen. Bij deze akte zijn de producties 13 en 14 gevoegd. [opdrachtnemer] heeft een antwoordakte genomen.

2.De verdere beoordeling

Reed [opdrachtnemer] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met [kenteken] ?
2.1.
[opdrachtgever] heeft een screenshot van whatsappberichten in het geding gebracht. Het betreft volgens [opdrachtnemer] een foto van de rittenlijst van 8 maart 2024 en een foto van het tolkastje. Op de foto van het tolkastje is het kenteken van de vrachtwagen vermeld en het aantal gereden kilometers. [opdrachtgever] stelt de berichten op 8 maart 2024 om 20.21 uur van [opdrachtnemer] te hebben ontvangen.
2.2.
[opdrachtnemer] voert aan dat de foto’s niet duidelijk zijn en dat niet met zekerheid blijkt dat de whatsappberichten van hem afkomstig zijn.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [opdrachtgever] is geslaagd in het bewijs dat [opdrachtnemer] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met [kenteken] reed. De rittenlijst is zoals [opdrachtnemer] aanvoert inderdaad niet leesbaar. De foto van het tolkastje is echter wel duidelijk. Daarop is te zien dat het gaat om de vrachtwagen met het hiervoor genoemde kenteken.
2.4.
De beide foto’s zijn na elkaar gestuurd op 8 maart 2024 vanuit een whatsappaccount van – voor zover leesbaar in productie 13 – ‘ [opdrachtnemer] …’. Uit de whatsappconversatie zoals ingebracht als productie 1 bij de conclusie van antwoord blijkt dat [opdrachtnemer] in de telefoon van [vennoot 1] staat opgeslagen onder de naam ‘ [opdrachtnemer]’. Van deze whatsappberichten staat vast dat die afkomstig zijn van [opdrachtnemer] . De kantonrechter acht bewezen dat de foto van het tolkastje in de vrachtwagen is gestuurd door [opdrachtnemer] . De stelling van [opdrachtnemer] dat niet met zekerheid blijkt dat dit zo is, is te mager om daar aan te twijfelen.
Heeft [opdrachtgever] de boetebeschikking via whatsapp toegezonden aan [opdrachtnemer] ?
2.5.
[opdrachtgever] heeft screenshots van whatsappberichten in het geding gebracht. Op 21 juni 2024 zijn foto’s van de oorspronkelijke boete waarin de overtreding en het boetebedrag vermeld staan toegezonden aan [opdrachtnemer] . Op 9 september 2024 zijn foto’s van het bevel tot betaling (inclusief de verhoging van de boete) aan [opdrachtnemer] toegezonden.
2.6.
[opdrachtnemer] voert aan de betreffende boete niet te hebben ontvangen van [opdrachtgever] op 21 juni 2024. Als dat wel zo zou zijn, dan geldt dat hij de verschuldigdheid van de boete betwist. Het was aan [opdrachtgever] in het kader van diens schadebeperkingsplicht om de boete meteen te voldoen zodat daarover geen verhoging zou worden berekend.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [opdrachtgever] ook is geslaagd in het bewijs dat de boetebeschikking via whatsapp is toegezonden aan [opdrachtnemer] . Op 21 juni 2024 is naar het whatsappaccount van [opdrachtnemer] – zie daarover overweging 2.4. – een brief van het Belgische Openbaar Ministerie gestuurd waaruit blijkt dat de chauffeur van de vrachtwagen met [kenteken] op 8 maart 2024 te België een verkeersovertreding heeft begaan en daarvoor een boete van € 254,10 verschuldigd is. [opdrachtgever] wordt verzocht de naam van de chauffeur door te geven, zodat de boete aan deze persoon kan worden opgelegd.
[opdrachtnemer] moet de boete en verhoging betalen
2.8.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter al geoordeeld dat [opdrachtnemer] de boete moet betalen. Dat geldt ook voor de verhoging. [opdrachtnemer] wist op 21 juni 2024 dat hij een verkeersovertreding had begaan waarvoor een boete werd opgelegd. Hij heeft daarop geen actie ondernomen. Dat dat zou leiden tot een verhoging van het boetebedrag, is algemeen bekend en blijft voor rekening van [opdrachtnemer] .
2.9.
De vordering van [opdrachtgever] tot betaling van een bedrag van € 546,17 is toewijsbaar. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar zoals gevorderd.
Proceskosten
2.10.
De kantonrechter ziet in het feit dat beide partijen in reconventie deels ongelijk krijgen aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
in reconventie
3.1.
veroordeelt [opdrachtnemer] om aan [opdrachtgever] te betalen een bedrag van € 546,17, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 19 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.