ECLI:NL:RBZWB:2025:7545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
25/5295 OPIUMW VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot sluiting van woning op basis van Opiumwet

Op 23 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester om de woning van de verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, naar aanleiding van de ontdekking van 360 gram 2-CMC in de woning. De burgemeester heeft op 16 oktober 2025 dit besluit genomen, waarbij hij zich baseerde op artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde, gezien de meldingen van overlast en drugshandel in de buurt. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij belang heeft bij het behoud van zijn woning, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting niet onevenwichtig is in verhouding tot de te dienen doelen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, maar verlengt de begunstigingstermijn tot 24 oktober 2025 om 10.00 uur, zodat de verzoeker de gelegenheid heeft om zijn spullen uit de woning te halen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5295 OPIUMW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens),
en

De burgemeester van de gemeente Roosendaal.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Alweluit Roosendaal.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 16 oktober 2025 (bestreden besluit) om de woning waarin verzoeker woont, aan [adres] , te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoeker, zijn beschermingsbewindvoerder [naam 1] en namens de burgemeester [naam 2] en [naam 3] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Bevoegdheid
2. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester op grond van artikel 13b eerste lid, sub a en b, van de Opiumwet bevoegd is om tot sluiting van de woning van verzoeker over te gaan. In de kluis van verzoeker is netto 360 gram 2-CMC aangetroffen. Dit is een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan. Als deze designerdrug wordt aangetroffen in een hoeveelheid die de hoeveelheid voor eigen gebruik ruimschoots overschrijdt, heeft de burgemeester de bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan.
2.1.
De burgemeester heeft nog geen beleid ten aanzien van drugs die op lijst IA voorkomen. Namens de burgemeester is verklaard dat dit beleid op dit moment wordt opgesteld. De burgemeester heeft voor de bepaling van de duur van de sluiting daarom aansluiting gezocht bij het beleid dat er wel al ligt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden past binnen dit beleid.
2.2.
De voorzieningenrechter toetst of het bestreden besluit voldoet aan het evenredigheidsbeginsel. Zij maakt bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid tussen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting als maatregel.
Geschiktheid
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van de woning in het algemeen een geschikt middel om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk om de loop van gebruikers naar de woning te beëindigen en het doorbreken van de bekendheid van de woning als locatie waar drugs gedeald of gebruikt wordt. Ook is een zichtbare sluiting voor bij de woning betrokken drugscriminelen en buurtbewoners het signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in en rondom de woning. De geschiktheid wordt door verzoeker ook niet betwist.
Noodzaak
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op goede gronden heeft aangenomen dat sluiting van de woning van verzoeker noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde. Er is sprake van een langere periode van meldingen van handelen en overlast. Daarnaast is er een grote hoeveelheid drugs aangetroffen. Verzoeker heeft aangevoerd dat de drugs niet van hem waren, maar van een vriend die op zijn woning paste toen verzoeker afwezig was. De voorzieningenrechter wijst erop dat niet van belang is of de drugs van verzoeker of iemand anders waren. Verzoeker huurt de woning, woont in de woning en is daarom verantwoordelijk voor wat er zich in die woning afspeelt en bevindt.
Evenwichtigheid
5. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij belang heeft bij het behoud van de woning. Hij heeft stabiliteit nodig in zijn leven, onder meer omdat hij een betere omgangsregeling met zijn kinderen probeert te krijgen. Ook andere omstandigheden spelen een rol: verzoeker wil zelf geen drugs meer gebruiken en ook geen mensen in zijn woning laten die een slechte invloed op hem hebben. Tot slot heeft verzoeker gesteld moeilijk aan vervangende woonruimte te kunnen komen.
5.1.
De voorzieningenrechter heeft begrip voor de door verzoeker geschetste omstandigheden. Ter zitting is duidelijk geworden door de toelichting van eiser en zijn bewindvoerder dat eiser een grote behoefte aan stabiliteit in zijn leven heeft. Toch leidt dit de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat de sluiting van verzoekers woning onevenwichtig moet worden geacht. Weliswaar zal verzoeker voorlopig niet via Alwel een woning kunnen huren, maar er zijn nog andere woningbouwverenigingen in Roosendaal waar verzoeker wel terecht kan. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat ter zitting namens de burgemeester is verklaard dat in de gemeente Roosendaal sprake is van overlast door drugshandel en drugsgebruik. Daar komt bij dat de woning van verzoeker zich in een kwetsbare wijk bevindt, waar al meerdere woningen zijn gesloten wegens drugsoverlast. In het geval van verzoeker zijn er meerdere meldingen gemaakt van gebruikers die naar de woning komen, vooral ’s nachts. Ook kan de voorzieningenrechter zich vinden in de stelling van de burgemeester dat de sluiting mogelijk in verzoekers belang kan zijn, zodat hij minder beïnvloed kan worden door personen die het niet goed met hem voor hebben. Verzoeker heeft zelf ook ter zitting verklaard al enige tijd op zoek te zijn naar woonruimte in Rucphen waar zijn vriendin woont. Na afweging van alle belangen komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoeker niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zoals de burgemeester die aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd.
5.2.
Tot slot wijst de voorzieningenrechter erop dat de mogelijke beslissing van Alwel om tot ontbinding van de huurovereenkomst met verzoeker over te gaan los staat van het besluit tot sluiting van de woning door de burgemeester. Een eventuele beslissing van Alwel is niet het gevolg van het besluit van de burgemeester, maar zal worden genomen vanwege de melding van de politie aan Alwel dat er drugs is gevonden in verzoekers woning. Er is sprake van twee trajecten die niet met elkaar in verband staan.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd. Om verzoeker in de gelegenheid te stellen spullen uit zijn woning te halen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 24 oktober 2025 om 10.00 uur.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- verlengt de begunstigingstermijn tot 24 oktober 2025 om 10.00 uur.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2025 door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.