ECLI:NL:RBZWB:2025:7528
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanslag leges in het bestuursrecht met betrekking tot een omgevingsvergunning voor een paardenbak en buitenstal
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 november 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 1 november 2024 een aanslag leges opgelegd aan de belanghebbende, die een aanvraag had ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een paardenbak en een buitenstal voor de stalling van acht paarden. De rechtbank heeft op 14 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de aanslag leges terecht is opgelegd. De belanghebbende had in haar aanvraag aangegeven dat de geschatte bouwkosten € 30.000 bedragen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag leges correct heeft berekend op basis van deze bouwkosten. De rechtbank wijst erop dat de weigering van de omgevingsvergunning niet relevant is voor de heffing van leges, en dat de leges worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag, ongeacht de uitkomst van die aanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat zij het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.