Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging was geconstateerd door de RDW op 20 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 september 2025 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. R. Baltus, aanwezig, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat er een fout was gemaakt bij de tenaamstelling van de bromfiets, waardoor er een periode was waarin het voertuig niet verzekerd was. De gemachtigde had geprobeerd dit probleem op te lossen met de leverancier van de kentekens.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De rechter was van mening dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat de boete onterecht was opgelegd. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werd vernietigd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 234,- aan betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.