ECLI:NL:RBZWB:2025:7501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
11261013 \ MB VERZ 24-630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens vermeend rechts inhalen op de A58

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vermeend rechts inhalen op de Bredasebaan (A58) te Rucphen op 4 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 is betrokkene niet verschenen, en de zittingsvertegenwoordiger heeft schriftelijk een standpunt ingenomen.

Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht. Hij stelde dat hij naast de verbalisant reed en dat deze zijn snelheid verhoogde, waardoor hij per ongeluk rechts voorbijging. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, maar benadrukte dat het aan betrokkene is om alert te zijn in het verkeer. De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De rechter achtte het aannemelijk dat er sprake was van ongelijkmatig optrekken en niet van rechts inhalen, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 11261013 \ MB VERZ 24-630
CJIB-nummer : [cjib-nummer]
uitspraakdatum : 29 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. Namens de officier van justitie, werkzaam bij het CVOM te Utrecht (hierna: zittingsvertegenwoordiger), is wegens verhindering niemand verschenen. In plaats daarvan is schriftelijk een standpunt ingenomen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Bredasebaan (A58) te Rucphen op 4 februari 2023 om 19:56 uur
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene is van mening dat hij niet rechts heeft ingehaald. Betrokkene reed naast de verbalisant, waarna zij na 19:00 hun snelheid van 100 km per uur verhoogde. De verbalisant stopte echter rond 120 km per uur, waardoor betrokkene met zijn snelheid van 130 km per uur langs het voertuig ging. Betrokkene was meer bezig met het letten op het niet overschrijden van de maximumsnelheid. Het is dus niet zo dat betrokkene via de rechterrijbaan de linker rijbaan voorbijging.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene stelt dat er een voertuig naast hem reed die de snelheid verhoogde vanwege het tijdstip. Hij trok ook op maar was vooral bezig met het opletten niet te hard te rijden en ging hierdoor per ongeluk via rechts voorbij het voertuig. Het is aan betrokkene om alert te zijn in het verkeer en de verkeersregels op te volgen. Dat de gedraging niet bewust is begaan is niet relevant. Op basis van de genoemde omstandigheden ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding tot matiging van de boete. Wel is de redelijke termijn overschreden, waardoor verzocht wordt om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de kantonrechter voldoende aannemelijk acht dat sprake was van ongelijkmatig optrekken en niet van rechts inhalen. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: