ECLI:NL:RBZWB:2025:7489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
02-041192-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de Opiumwet met betrekking tot de uitvoer van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte heroïne en amfetamine heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2025 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland harddrugs heeft gebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij een tas met geld heeft overhandigd aan een onbekende man, die in ruil daarvoor een tas met harddrugs aan de medeverdachte heeft gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het uitvoeren van harddrugs, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de tas. De rechtbank heeft de hoeveelheid amfetamine vastgesteld op 1992 gram en de hoeveelheid heroïne op 4440 gram, waarbij de lage concentratie van de heroïne niet afdoet aan de strafbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, waarbij is vastgesteld dat hij niet eerder is veroordeeld voor handel in verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-041192-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [verblijfplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Klootwijk, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwerse en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak tegen [medeverdachte] (02-041168-25) is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met de medeverdachte harddrugs heeft uitgevoerd (
primair), dan wel heeft vervoerd of in bezit heeft gehad (
subsidiair).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte de harddrugs heeft uitgevoerd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een tas met geld heeft overhandigd aan een onbekende man. De man gaf in ruil hiervoor een tas aan de medeverdachte. Gelet op de gang van zaken heeft verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het uitvoeren van harddrugs.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak voor alle feitvarianten op de tenlastelegging, omdat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte had geen wetenschap van de harddrugs en heeft geen uitvoeringshandelingen verricht. Subsidiair bepleit de verdediging vrijspraak voor de uitvoer van harddrugs, omdat de medeverdachte niet de intentie had de harddrugs buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Meer subsidiair dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op het uitvoeren of vervoeren van de harddrugs. Hij had geen kennis genomen van de inhoud van de tas en had hierover ook geen beschikkingsmacht. Indien de rechtbank de bepleite vrijspraak niet volgt, is volgens de verdediging de hoeveelheid heroïne niet vast te stellen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de politie op 6 februari 2025 op de A17 ter hoogte van Oud-Gastel een personenauto ziet rijden met het Belgische [kenteken] en die auto laat stoppen. In het voertuig zit verdachte als passagier naast [medeverdachte] die de auto bestuurt. Op de achterbank van het voertuig ligt een tas met een pasta-achtige substantie en tien harde rechthoekige blokken. De pasta-achtige substantie bevat amfetamine en negen van de tien blokken bevatten heroïne. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij in Rotterdam op verzoek van de medeverdachte twee dikke pakketten geld uit het handschoenkastje heeft gepakt en door zijn open passagiersraam aan een onbekende persoon heeft gegeven. Die persoon heeft vervolgens de tas op de achterbank gelegd.
De hoeveelheid en/of soort verdovende middelen
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde 2200 gram amfetamine het bruto gewicht betreft. De amfetamine is netto gewogen op 1992 gram. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze netto hoeveelheid bewezen kan worden.
Van de aangetroffen tien blokken zijn negen blokken op een gelijksoortige manier veiliggesteld. Eén blok is op een andere wijze veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Naar de samenstelling van dit blok is geen nader onderzoek verricht, waardoor niet kan worden vastgesteld dat dit blok heroïne bevat. Van de overige negen blokken zijn de monsters van drie blokken ingestuurd naar het NFI. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat deze blokken heroïne bevatten. Nu de negen blokken op eenzelfde manier verpakt waren en een gelijksoortig gewicht hadden mag ervan uit worden gegaan dat alle negen blokken een zelfde hoeveelheid heroïne bevatten. Dat het daarbij steeds om een zeer lage concentratie van minder dan 5% gaat, doet aan de strafbaarheid volgens de Opiumwet niet af. Bewezen kan worden dat het gaat om 4440 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Opzet?
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte niet wist noch bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het uitvoeren dan wel vervoeren van de harddrugs en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij dacht met de medeverdachte een coffeeshop te bezoeken in Rotterdam, maar in plaats daarvan zijn zij naar een parkeerplaats in Rotterdam gegaan. Hier heeft hij op verzoek van de medeverdachte twee dikke pakketten geld uit het handschoenkastje gepakt en door zijn open passagiersraam aan een onbekende persoon gegeven. Die persoon heeft vervolgens de tas op de achterbank gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vanaf het moment van de overdracht van het geld ten minste bewust de aanmerkelijke kans op een strafbare inhoud van de tas aanvaard. Zijn verklaring dat hij over deze volgens hem onverwachte gang van zaken geen enkele vraag aan de medeverdachte heeft gesteld (voor, tijdens en na de transactie), is hoogst ongeloofwaardig. Geen vragen stellen past eigenlijk alleen bij iemand die weet wat de bedoeling is.
Door het geld te verstrekken heeft verdachte een cruciale rol gespeeld bij het verkrijgen van de tas met harddrugs. Er was op dat moment (al) sprake van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte. Door daarna op geen enkele wijze afstand te nemen van de tas, maar ‘gewoon’ met verdachte verder te rijden, kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de tas met drugs samen met de medeverdachte heeft vervoerd. Over de bestemming is verdachte duidelijk. Ze zouden vanaf de parkeerplaats in Rotterdam rechtstreeks terug naar Lille rijden. Het opzettelijk medeplegen van (verlengde) uitvoer van de harddrugs kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 februari 2025 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1992 gram amfetamine en 4440 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde amfetamine en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers hebben verdachte en diens mededader opzettelijk die amfetamine en heroïne in een (huur)auto vervoerd met de bestemming Frankrijk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf of voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco strafblad.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan de verlengde uitvoer van bijna 2 kilo amfetamine en 4,5 kilo van een materiaal bevattende heroïne. Harddrugs zijn stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs mede medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
Volgens de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de uitvoer van deze hoeveelheden (6,5 kilo) harddrugs een gevangenisstraf van 42-44 maanden het uitgangspunt. Daarnaast is er sprake van medeplegen. Vanwege de relatief lage concentratie heroïne die per blok is aangetroffen ziet de rechtbank aanleiding in het voordeel van verdachte af te wijken van dit uitgangspunt. Volgens het NFI bevat elk blok minder dan 5% heroïne, waardoor de rechtbank uitgaat van de categorie die ziet op de uitvoer van 2 tot 3 kilo harddrugs, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 -30 maanden. Vervolgens kijkt de rechtbank nog specifieker naar de persoon van verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden
In het voordeel van verdachte blijkt uit zijn Franse strafblad van 11 februari 2025 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor handel in verdovende middelen. In het voordeel van verdachte realiseert de rechtbank zich ook dat hij weliswaar een cruciale rol heeft gespeeld door het geld te geven, maar dat hij niet een van de hoofdrolspelers lijkt te zijn die in deze handel het grote geld binnen halen. Bovendien is zijn rol beperkter dan die van de medeverdachte die de opdracht heeft aangenomen.
De straf
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Anders dan verzocht door de verdediging zal de voorlopige hechtenis niet worden opgeheven, gelet op de veroordeling en de gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte oplegt.

7.Het beslag

7.1.
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave van in beslag genomen telefoon van het merk Honor gelasten aan verdachte als rechthebbende.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- telefoon merk Honor MagicS Lite 5G met goednummer 2824480.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
en mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 31 oktober 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de
Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2200 gram amfetamine en/of 5150 gram heroïne, in elk geval een of
meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of heroïne, zijnde amfetamine en/of heroïne, (telkens)
een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers
heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk die amfetamine en/of heroïne in een (huur)auto vervoerd met de
bestemming Frankrijk, althans het buitenland;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Oud Gastel, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2200 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 5150 gram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde amfetamine en/of heroïne(telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )