In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 26 mei 2024 tot herbeoordeling van [naam] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiseres het UWV op 27 mei 2025 in gebreke heeft gesteld, en sindsdien zijn er twee weken verstreken zonder dat het UWV een besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn geven, maar in dit geval oordeelt de rechtbank dat het UWV vier maanden de tijd krijgt om te beslissen, gezien de omstandigheden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht van € 385,- aan haar moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 30 oktober 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.