ECLI:NL:RBZWB:2025:742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
C/02/405983 HA ZA 23-63 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundige rapportage over waarde prestatie na ontbinding aanneemovereenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025, is een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht dat was aangevraagd om de waarde van de prestatie na de ontbinding van een aanneemovereenkomst vast te stellen. De eiser, aangeduid als [opdrachtnemer], had een aanneemovereenkomst met de opdrachtgevers, [opdrachtgever 1] en [opdrachtgever 2]. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen aangegeven dat er behoefte was aan deskundige voorlichting vanwege de tegengestelde standpunten van partijen. De deskundige heeft op 7 augustus 2024 een rapport uitgebracht waarin de waarde van de deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden werd vastgesteld op € 32.079,34 inclusief btw. De deskundige oordeelde ook dat niet alle door de opdrachtnemer uitgevoerde werkzaamheden verwijderd dienden te worden, en dat de kosten voor herstel door een derde op € 31.444,88 inclusief btw werden geraamd.

De rechtbank heeft het oordeel van de deskundige overgenomen, met inachtneming van de opmerkingen van partijen. De waarde van de prestatie werd vastgesteld op € 31.798,32, terwijl de subjectieve waarde voor de opdrachtgevers op nihil werd vastgesteld, omdat de werkzaamheden door een andere aannemer opnieuw moesten worden uitgevoerd. De vordering van de opdrachtnemer in conventie werd afgewezen, terwijl de vorderingen van de opdrachtgevers in reconventie werden toegewezen, inclusief een terugbetaling van € 8.055,99 en de veroordeling tot betaling van expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de opdrachtnemer opgelegd.

Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van der Weide en bevat belangrijke overwegingen over de waarde van de prestatie, de rol van deskundigen en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/405983 / HA ZA 23-63
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[opdrachtnemer] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie, (hierna te noemen: [opdrachtnemer] ),
advocaat: mr. I. Stolting,
tegen

1.[opdrachtgever 1] ,2. [opdrachtgever 2] ,

beiden wonende te [plaats 2] ,
verweerders in conventie, eisers in reconventie, (hierna gezamenlijk te noemen in mannelijk enkelvoud [opdrachtgevers] en afzonderlijk [opdrachtgever 1] en [opdrachtgever 2] ),
advocaat: mr. L. Vissers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte uitlaten deskundige van [opdrachtnemer] ;
- de akte uitlaten deskundige van [opdrachtgevers] met producties 36 en 37;
- het tussenvonnis van 6 maart 2024;
- de rolbeslissingen van 14 en 21 augustus 2024;
- het deskundigenbericht;
- de conclusie na deskundigenbericht van [opdrachtnemer] ;
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [opdrachtgevers] met producties 36 en 37, tevens eiswijziging;
- de antwoordakte van [opdrachtnemer] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 13 december 2023 heeft de rechtbank aangegeven vanwege de tegengestelde standpunten van partijen behoefte te hebben aan voorlichting door een deskundige. Daartoe zijn vragen gesteld aan de heer [deskundige] van [bedrijf 2] als deskundige. Onder meer over de waarde van de door [opdrachtnemer] verrichte werkzaamheden die deugdelijk zijn verricht, waaronder ook het meerwerk, of vervanging van het werk noodzakelijk was en wat de kosten van herstel zijn door een derde. Verder is gevraagd welke kosten van aannemer [aannemer] betrekking hebben op de overeenkomst met [opdrachtnemer] .
Het deskundigenbericht
2.2.
De deskundige heeft het onderzoek verricht en op 7 augustus 2024 een rapport uitgebracht. Daarin oordeelt de deskundige dat de waarde van de deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden op grond van de aanneemovereenkomst met [opdrachtnemer] (waaronder meerwerk van de gordingen) € 32.079,34 inclusief btw bedraagt. Daarnaast oordeelt de deskundige dat niet alle door [opdrachtnemer] uitgevoerde werkzaamheden verwijderd dienden te worden. Zo was vervanging van alle gordingen en alle UNILIN dakplaten niet nodig, was het niet nodig de verholen goten ter plaatse van de kopgevels te vervangen en aan te passen en was het niet nodig een nieuwe spant ter plaatse van de tussenmuur om de gordingen op te kunnen vangen te plaatsen. Omdat herstel van foutief werk door een derde kostenverhogend werkt, hanteert de deskundige een opslag van 20% voor besmet werk. De deskundige raamt de kosten die [opdrachtgevers] redelijkerwijs moet maken om werkzaamheden door een derde te laten herstellen en voltooien (waaronder ook meerwerk gordingen) op € 31.444,88 inclusief btw en inclusief 20% meerkosten voor afronding en herstel van besmet werk. Daarnaast oordeelt de deskundige dat op de factuur van [aannemer] een aftrek van € 30.598,29 inclusief btw reëel is omdat niet alle door [aannemer] opgevoerde werkzaamheden betrekking hebben op de oorspronkelijke overeenkomst met [opdrachtnemer] .
2.3.
Partijen hebben zich bij conclusies na deskundigenbericht uitgelaten over het oordeel van de deskundige. [opdrachtnemer] stelt dat de rechtbank het deskundigenrapport over kan nemen, maar maakt wel opmerkingen over constateringen. [opdrachtgevers] stelt het deels eens te zijn met het rapport en hij zich niet met alle aspecten van het rapport kan verenigen.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige zijn oordeel deugdelijk heeft onderbouwd en er geen aanleiding is om aan de juistheid van het oordeel te twijfelen. De rechtbank neemt het oordeel dan ook over, behoudens hetgeen hierna wordt overwogen. Daarbij wordt ook ingegaan op de opmerkingen van partijen op het deskundigenrapport.
Waarde van de prestatie
2.5.
Zoals in het tussenvonnis van 13 december 2023 onder 5.18 is overwogen moet op grond van artikel 6:272 lid 2 BW vergoed worden de waarde die de prestatie in de gegeven omstandigheden werkelijk voor de ontvanger heeft gehad. Dit is niet de economische waarde, maar de subjectieve waarde. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de redelijke kosten van herstel van tekortkomingen in het uitgevoerde werk.
2.6.
De deskundige heeft op de pagina’s 17 en 18 van het rapport een opsomming gegeven van werkzaamheden die in het kader van de aanneemovereenkomst deugdelijk en goed zijn verricht en welke waarde die hebben. Hierbij heeft de deskundige ook een bedrag opgenomen voor het meerwerk van de gordingen; dat is volgens de deskundige voor 50% deugdelijk verricht. Op de pagina’s 23 en 24 van het rapport heeft de deskundige een opsomming gegeven van kosten van herstel van gebreken in het bestaande werk van [opdrachtnemer] , waaronder ook meerwerk van de gordingen.
2.7.
[opdrachtnemer] stelt dat het meerwerk nog niet gereed was en hij daarmee dan ook nog niet in verzuim kan zijn, maar dit volgt de rechtbank niet. Het meerwerk van de gordingen, waarvoor opdracht was gegeven, wordt gezien als onderdeel van de (ontbonden) overeenkomst. Ook dit meerwerk had [opdrachtnemer] opgeschort en in het tussenvonnis van 13 december 2023 is onder 5.10 overwogen dat opschorting niet gerechtvaardigd is. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat ook ten aanzien van het meerwerk sprake is van tekort schieten van [opdrachtnemer] en verzuim wegens het niet voldoen aan de ingebrekestelling van 10 mei 2022.
2.8.
Partijen hebben in hun conclusies aangegeven zich niet te kunnen vinden in bepaalde vaststellingen van de deskundige van werkzaamheden die al dan niet goed zijn verricht. Hierop zal hierna worden ingegaan.
verankering van de muurplaat op de gevel aan de voorzijde
2.9.
[opdrachtnemer] maakt bezwaar tegen het oordeel van de deskundige dat er geen chemische ankers zijn aangebracht. [opdrachtnemer] verwijst naar een factuur van [B.V.] waaruit zou blijken dat 17 boorgaten ten behoeve van chemische ankers zijn geplaatst. Dit bezwaar legt de rechtbank naast zich neer. [opdrachtnemer] heeft dit bezwaar namelijk al naar voren gebracht na het concept deskundigenrapport en daarop heeft de deskundige gereageerd. De deskundige heeft op pagina 34 van het rapport aangegeven zich te baseren op de beoordeling van constructeur Bons die destijds door [naam 1] is ingeschakeld omdat de deskundige de muurankers bij het bezoek maar deels kon waarnemen. Verder geeft de deskundige aan dat uit de factuur niet blijkt dat ook chemische ankers zijn aangebracht. Hiermee heeft de deskundige zijn oordeel voldoende onderbouwd.
verholen kopgevels en loodwerken t.b.v. aansluiting dak
2.10.
[opdrachtgevers] maakt bezwaar tegen het oordeel van de deskundige dat de werkzaamheden ‘verholen kopgevels’ en ‘loodwerken t.b.v. aansluiting dak’ goed zijn uitgevoerd. [opdrachtgevers] verwijst naar de rapporten van [naam 1] en [naam 2] waaruit zou blijken dat deze niet waterdicht zijn en ze niet als deugdelijk kunnen worden aangemerkt. Aan dit bezwaar wordt voorbij gegaan omdat dit ook al aan de deskundige is voorgelegd naar aanleiding van het concept deskundigenrapport. De deskundige heeft op pagina 43 van het rapport geoordeeld dat er waterkerende werkzaamheden zijn verricht en dat lekkages het gevolg zijn van nog niet voltooide werkzaamheden. De rechtbank ziet geen aanleiding van dit oordeel af te wijken nu de deskundige ook de rapporten van [naam 1] en [naam 2] heeft meegewogen bij het onderzoek. De deskundige heeft op pagina 17 van het rapport aan het aanwezige werk ‘loodwerken t.b.v. aansluiting dak’ een waarde verbonden € 958,55 en [opdrachtgevers] voert terecht aan dat de waarde € 677,53 dient te zijn omdat dit in de offerte van [opdrachtnemer] staat en [opdrachtnemer] anders in een betere positie zou komen. Dit betekent dat de post ‘loodwerken t.b.v. aansluiting dak’ met een bedrag van € 281,02 (€ 958,55- /- € 677,53) dient te worden verminderd.
bestaande dakconstructie uitvlakken
2.11.
[opdrachtgevers] maakt bezwaar tegen het oordeel van de deskundige dat ‘bestaande dakconstructie uitvlakken’ deugdelijk is omdat de achterzijde van de dakplaten binnen de muurplaat kwamen en de deskundige dit in het rapport ook erkent. De rechtbank is van oordeel dat het uitvlakken van de dakconstructie los gezien dient te worden van de door [opdrachtgevers] genoemde vaststellingen door de deskundige: (i) te korte dakplaten ter plaatse van de muurplaatoplegging en (ii) ondeugdelijk uitgelijnde dakpannen. Dit omdat voor beide vaststellingen i en ii op pagina 24 van het rapport (onder 3a en 2a/2c) kosten van herstel zijn opgenomen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de deskundige de waarde van ‘bestaande dakconstructie uitvlakken’ juist heeft begroot.
panlatten leveren en aanbrengen
2.12.
[opdrachtgevers] maakt bezwaar tegen het oordeel van de deskundige dat ‘panlatten leveren en aanbrengen’ deugdelijk is verricht. Dit omdat de deskundige ook op pagina 21 van het rapport oordeelt dat de onderste pannenrij niet was voorzien van een gekantelde of dubbele panlat waardoor deze pannen gekanteld liggen. Verder verwijst [opdrachtgevers] naar pagina 24 van het rapport waar staat ‘het opnieuw uitzetten van de panlatten’ en ‘de onderste pannenrij voorzien van een gekantelde of dubbele panlat’ en pagina 27 waar staat dat panlatten verwijderd dienen te worden (aan de achterzijde). De rechtbank passeert dit bezwaar over de panlatten omdat de deskundige hierop al heeft gereageerd op pagina 43 van het rapport met het oordeel dat het eenvoudiger is op te lossen waarbij de deskundige voorbeelden noemt. Voor een correctie, zoals [opdrachtgevers] stelt, is daarom geen aanleiding.
leveren en plaatsen VELUX dakvensters
2.13.
[opdrachtgevers] maakt bezwaar tegen het oordeel van de deskundige dat het ‘leveren en plaatsen van VELUX dakvensters’ deugdelijk is omdat er ook aan is toegevoegd ‘m.u.v. het niet plaatsen van raveelbalken’. De deskundige is op onder meer pagina 45 van het rapport uitvoerig ingegaan op dit bezwaar van [opdrachtgevers] waardoor de rechtbank aan dit bezwaar voorbij gaat. De deskundige oordeelt dat raveelbalken geen onderdeel zijn van de Velux dakvensters zelf, maar de aannemer de post had moeten opnemen en daarom begroot de deskundige voor het plaatsen van raveelbalken een bedrag bij de herstelwerkzaamheden (onder 1 j van pagina 23 van het rapport).
2.14.
Het voorgaande leidt tot een waarde van het uitgevoerde werk (inclusief waarde meerwerk gordingen) van € 31.798,32 (€ 32.079,34 -/- € 281,02) inclusief btw.
2.15.
De deskundige oordeelt dat de totale herstelkosten van gebreken (inclusief herstel gordingen) in het bestaande werk € 31.444,88 inclusief btw bedragen. [opdrachtgevers] voert primair aan dat van de factuur van [aannemer] moet worden uitgegaan, maar dat acht de rechtbank niet juist gezien de door de deskundige genoemde aftrek op de factuur van [aannemer] voor niet benodigde werkzaamheden.
2.16.
Op grond van het voorgaande is de economische waarde dan € 353,44 (31.798,32 -/- € 31.444,88). De vraag is wat de subjectieve waarde is voor [opdrachtgevers] . [opdrachtgevers] stelt subsidiair dat er een correctie tot nul moet plaatsvinden wegens meerdere omstandigheden. [opdrachtgevers] noemt als omstandigheid onder meer dat de berekende opslag geen recht doet aan de werkelijkheid omdat de aannemersmarkt overspannen was en geen aannemer bereid was het werk van [opdrachtnemer] als basis te gebruiken. De rechtbank volgt [opdrachtgevers] in zijn stelling dat de werkzaamheden van [opdrachtnemer] geen waarde hebben gehad voor hem omdat aannemer [aannemer] het werk feitelijk opnieuw heeft verricht. Dat geldt in het bijzonder voor de bouwplaatsvoorzieningen die [opdrachtnemer] in zijn offerte had opgenomen, waar de deskundige waarde voor heeft toegekend, en die de nieuwe aannemer opnieuw moest regelen. Gelet daarop wordt de subjectieve waarde van de prestatie van [opdrachtnemer] vastgesteld op nihil.
2.17.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [opdrachtnemer] in conventie geheel wordt afgewezen.
2.18.
De door [opdrachtgevers] in reconventie gevorderde verklaringen voor recht dat [opdrachtnemer] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en [opdrachtgevers] de overeenkomst op 25 juli 2022 heeft ontbonden, worden toegewezen. Daarnaast zal de door [opdrachtgevers] gevorderde terugbetaling van het bedrag van € 8.055,99 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag zal vanaf de datum van ontvangst door [opdrachtnemer] worden toegewezen waarbij de rechtbank er van uit gaat dat [opdrachtnemer] dit bedrag op 20 januari 2022 heeft ontvangen. Dit omdat [opdrachtgevers] onweersproken heeft aangevoerd dat hij het bedrag direct na ontvangst van de factuur van 20 januari 2022 heeft betaald.
Meerprijs tweede aannemer
2.19.
De deskundige oordeelt dat op de aanneemsom van [aannemer] van € 57.824,66 inclusief btw een aftrek dient plaatst te vinden van € 30.598,29. Dit betekent dat de kosten van aannemer [aannemer] lager zijn dan de aanneemsom van [opdrachtnemer] . [opdrachtgevers] stelt dat de deskundige bij beantwoording van vraag 6 buiten de vraag is getreden door te kijken of werkzaamheden van [aannemer] noodzakelijk waren in het kader van herstel. De rechtbank volgt [opdrachtgevers] hierin niet. Bij vraag 6 is aan de deskundige ook voorgelegd of de kosten redelijk zijn en dit is een brede vraag waarbij de deskundige (gezien zijn antwoord op vraag 5 dat niet alle door [opdrachtnemer] uitgevoerde werkzaamheden verwijderd dienden te worden) ook de wijze van herstel kon betrekken.
2.20.
[opdrachtgevers] stelt dat het oordeel van de deskundige dat realisatie door [aannemer] voor circa € 27.000,00 onnavolgbaar is omdat [opdrachtnemer] een aanneemsom had van circa € 53.000,00 en het herstel is begroot op € 31.444,88 inclusief btw. [opdrachtgevers] geeft aan daarom graag een toelichting te willen daarop van de deskundige. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding. Dit omdat de deskundige oordeelt dat niet alle door [opdrachtnemer] uitgevoerde werkzaamheden verwijderd dienden te worden. Verder geeft de deskundige aan dat herstelkosten inclusief meerwerk € 26.204,06 inclusief btw en zonder opslag voor besmet werk bedragen, terwijl hij de kosten van [aannemer] vaststelt op 27.226,37 (€ 57.824,66 -/- € 30.598,29) inclusief btw. Dit ligt in lijn met elkaar en beiden zijn veel lager dan de aanneemsom van [opdrachtnemer] , waardoor er geen sprake is van een meerprijs voor de tweede aannemer. De reden waarom de deskundige bij de aftrek op de factuur van [aannemer] geen rekening heeft gehouden met de opslag voor besmet werk van 20%, zoals bij de herstelkosten, kan in het midden blijven. Ook als de deskundige daarmee wel rekening had gehouden, en dus tot een lagere aftrek was gekomen wegens opslag besmet werk, dan waren de kosten van [aannemer] nog steeds lager dan de aanneemsom van [opdrachtnemer] . Dit betekent dat de door [opdrachtgevers] gestelde schade wordt afgewezen.
Eiswijziging [opdrachtgevers]
2.21.
[opdrachtgevers] stelt dat uit het deskundigenrapport volgt dat [opdrachtnemer] hem had moeten waarschuwen dat voor de dakrenovatie een omgevingsvergunning nodig is. [opdrachtgevers] stelt dat [opdrachtnemer] in dat kader tekort is geschoten. [opdrachtgevers] vordert een verklaring voor recht dat [opdrachtnemer] tekort is geschoten in zijn (waarschuwings)verplichtingen jegens [opdrachtgevers] door niet te waarschuwen voor een voor de werkzaamheden aan het dak benodigde (omgevings)vergunning. De rechtbank is met [opdrachtnemer] van oordeel dat [opdrachtgevers] niet heeft toegelicht wat zijn belang is bij deze gevorderde verklaring voor recht. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom bij gebrek aan een gebleken belang worden afgewezen.
Expertisekosten
2.22.
[opdrachtgevers] vordert een bedrag van € 4.389,62 aan expertisekosten. Om expertisekosten te vergoeden is op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW nodig dat het redelijk is geweest dat kosten zijn gemaakt en de kosten moeten op zich ook redelijk zijn. Inschakeling van [naam 1] - die oordeelt dat gedeeltelijk herstel mogelijk is - acht de rechtbank redelijk en ook de omvang van die kosten wordt als redelijk beschouwd. De kosten van [naam 2] die vervolgens door [opdrachtgevers] is ingeschakeld acht de rechtbank niet redelijk nu die oordeelt tot volledige vervanging terwijl [bedrijf 2] dat niet noodzakelijk acht. De gevorderde kosten van [naam 2] worden dan ook afgewezen. Aan expertisekosten voor de ingeschakelde [naam 1] zal een bedrag van € 3.185,67 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag is toewijsbaar vanaf het moment waarop deze kosten door [opdrachtgevers] zijn voldaan. Omdat daarover door [opdrachtgevers] niets is gesteld, wordt de wettelijke rente over € 3.185,67 vanaf het moment van dagvaarden, 28 januari 2023, toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.23.
[opdrachtgevers] vordert een bedrag van € 979,98 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [opdrachtgevers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Aan buitengerechtelijke incassokosten zal conform de staffel als vermeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 941,14 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover zal vanaf de dag van dagvaarden, 28 januari 2023, worden toegewezen.
Proceskosten
2.24.
[opdrachtnemer] zal in conventie worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De deskundigenkosten komen ook voor rekening van [opdrachtnemer] . Deze kosten zijn (bij wijze voor voorschot) al door [opdrachtnemer] voldaan; deze kosten blijven dus voor zijn rekening. De proceskosten van [opdrachtgevers] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
3.642,00
(3 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.121,00
2.25.
De door [opdrachtgevers] in conventie gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten zal worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
2.26.
Ook in reconventie zal [opdrachtnemer] worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [opdrachtgevers] Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden de proceskosten in reconventie gematigd tot nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
In conventie
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt [opdrachtnemer] in de proceskosten van € 4.121,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [opdrachtnemer] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [opdrachtnemer] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
3.5.
verklaart voor recht dat [opdrachtnemer] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst,
3.6.
verklaart voor recht dat [opdrachtgevers] de overeenkomst per 25 juli 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden,
3.7.
veroordeelt [opdrachtnemer] om aan [opdrachtgevers] te betalen het bedrag van € 8.055,99, als ongedaanmakingsverbintenis, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf 20 januari 2022 tot de dag van volledige voldoening,
3.8.
veroordeelt [opdrachtnemer] om aan [opdrachtgevers] te betalen het bedrag van € 3.185,67 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige voldoening,
3.9.
veroordeelt [opdrachtnemer] om aan [opdrachtgevers] te betalen een bedrag van € 941,14 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf 28 januari 2023 tot de dag van volledige voldoening,
3.10.
veroordeelt [opdrachtnemer] in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van [opdrachtgevers] worden begroot op nihil,
3.11.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de veroordelingen onder 3.7 tot en met 3.10, uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.