ECLI:NL:RBZWB:2025:741
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling UWV na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 10 november 2023, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 6 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoeker door de eerdere beslissing te wijzigen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 907,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die zijn gemaakt voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.
De rechtbank concludeert dat het UWV de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden, en legt de verplichting op om dit bedrag te betalen. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier L.J. Sijtsma, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.