Op 29 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling door de conflicten tussen haar ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn grote zorgen over de loyaliteitsproblemen van [minderjarige] en de onveilige situatie waarin zij opgroeit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorg voor [minderjarige] op een veilige en verantwoorde manier te dragen, wat heeft geleid tot de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant.
De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij zowel de ouders als hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen van de Raad en de GI meegenomen, evenals de eerdere beschikking van 8 juli 2022, waarin het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader was vastgesteld. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt door de ouderstrijd en dat er een gedwongen kader noodzakelijk is om haar ontwikkeling te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.