In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2025, in de zaak tussen eiseres en het UWV, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft het UWV aangeklaagd omdat het niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de beslissing van 18 december 2024, waarin haar Wajong-uitkering werd geweigerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft het UWV op 15 juli 2025 in gebreke gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.