Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Bovenberg, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag tot herbeoordeling van haar (ex-)werkneemster op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 26 april 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank besloot dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het UWV het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier mr. N. van Asten, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.