ECLI:NL:RBZWB:2025:7251
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het ingangsmoment van de voortzettingsbeschikking 30%-regeling in het belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de voortgezette toepassing van de 30%-regeling, een belastingvoordeel voor expats, en de vraag of het ingangsmoment van de voortzettingsbeschikking correct is vastgesteld. Belanghebbende had samen met [bv1] de inspecteur verzocht om voortgezette toepassing van de regeling, maar het verzoek werd pas gedaan na de wettelijke aanvraagtermijn van vier maanden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het ingangsmoment van de beschikking op 1 juni 2024 heeft vastgesteld, wat betekent dat de looptijd van de regeling wordt verkort. Belanghebbende voerde aan dat de vertraging in de besluitvorming door de inspecteur en de onjuiste adressering van post de reden waren voor het verstrijken van de termijn. De rechtbank oordeelt echter dat de wet geen ruimte biedt voor beleidsvrijheid in deze kwestie en dat de beslissing van de inspecteur in overeenstemming is met de wet. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.