ECLI:NL:RBZWB:2025:724

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/7888
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen niet tijdig beslissen UWV over WIA-herbeoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats], tegen het niet tijdig beslissen van het UWV over een herbeoordeling van de WIA-uitkering van een (voormalig) werknemer, behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Eiseres had op 19 april 2022 een aanvraag tot herbeoordeling ingediend bij het UWV, maar het beroep werd pas op 12 november 2024 ingesteld, meer dan twee jaar na de ingebrekestelling van 26 juni 2022. De rechtbank stelt vast dat eiseres gedurende deze periode geen actie heeft ondernomen om een besluit op haar verzoek te verkrijgen, wat leidt tot de conclusie dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.

De rechtbank wijst erop dat het UWV op 18 januari 2023 een besluit heeft genomen met betrekking tot de herbeoordeling van de (voormalig) werknemer, en dat dit besluit ook aan eiseres is toegezonden. Eiseres had moeten beseffen dat het UWV mogelijk geen besluit meer zou nemen op haar aanvraag, aangezien de herbeoordeling al had plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet op tijd beslissen van het UWV op haar aanvraag om een herbeoordeling van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) van de heer [naam] , een (voormalig) werknemer van eiseres.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk-niet ontvankelijk is, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden. [1] Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [2]
Heeft eiseres het beroepschrift onredelijk laat ingediend?
4. De rechtbank oordeelt dat eiseres het beroepschrift onredelijk laat heeft ingediend. Op 19 april 2022 heeft eiseres de aanvraag tot herbeoordeling gedaan bij het UWV. Het UWV heeft deze aanvraag op 20 april 2022 ontvangen en in de ontvangstbevestiging van 25 april 2022 geeft het UWV aan dat ze ook al een verzoek om herbeoordeling van de (voormalig) werknemer van eiseres hebben ontvangen, maar dat door onvoorziene omstandigheden de herbeoordeling is uitgesteld. Omdat er binnen de wettelijke termijn geen herbeoordeling plaatsvond, heeft eiseres op 23 juni 2022 een ingebrekestelling gestuurd aan het UWV. Het UWV heeft die ingebrekestelling op 27 juni 2022 ontvangen en op 30 augustus 2022 heeft het UWV een dwangsombeschikking afgegeven. Vervolgens zijn er volgens eiseres acht contactmomenten geweest met het UWV over de status van het herbeoordelingsverzoek. Eiseres benoemt daarbij concreet contactmomenten in juni 2024 en op 11 november 2024. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld op 12 november 2024.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld meer dan twee jaar na het versturen van de ingebrekestelling, gedateerd 26 juni 2022. Eiseres betoogt dat zij meerdere contactmomenten heeft gehad met verweerder, maar noemt concreet slechts momenten in juni 2024 en 11 november 2024. Pas naar aanleiding van die contactmomenten heeft eiseres op 12 november 2024 beroep ingesteld. Dit betekent dat eiseres vanaf de datum van ingebrekestelling tot het gestelde contactmoment in juni 2024 (bijna) twee jaar geen actie heeft ondernomen om een besluit op haar verzoek te verkrijgen. Dit alleen al leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
6. Uit het dossier volgt verder dat het UWV op 18 januari 2023 een besluit heeft genomen naar aanleiding van het verzoek om herbeoordeling van de (voormalig) werknemer. Het UWV heeft bij brief van 18 december 2024 aan de rechtbank stukken overgelegd waaruit volgt dat dit besluit ook aan eiseres is toegezonden. Hoewel het UWV strikt genomen geen beslissing heeft genomen op de aanvraag van eiseres, had het verzoek wel dezelfde strekking als dat van de werknemer. Eiseres had er toen op bedacht moeten zijn dat het UWV mogelijk geen besluit meer zou nemen op haar aanvraag om herbeoordeling. Herbeoordeling had immers al plaatsgevonden. Als zij nog een besluit had gewenst, had zij bij het UWV moeten aandringen op het nemen van een besluit op haar aanvraag. Aangezien eiseres dit niet heeft gedaan en er ten tijde van het instellen van het beroep al meer dan anderhalf jaar is verstreken, komt de rechtbank ook op deze grond tot de conclusie dat er sprake is van een onredelijk laat ingediend beroepschrift.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 12 februari 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 6:12, vierde lid, van de Awb.