ECLI:NL:RBZWB:2025:7223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
21/5245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake watervergunning en afwatering van perceel eiser

Op 22 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek door het waterschap, dat op 10 juni 2021 een vergunning verleende voor het dempen van een sloot. Eiser vreest dat deze demping leidt tot wateroverlast op zijn perceel, omdat de afwatering niet meer gewaarborgd zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veronderstelde verbinding tussen watergangen cruciaal is voor de motivering van het bestreden besluit. Aangezien deze verbinding door zowel eiser als de vergunninghouder wordt betwist, heeft de rechtbank het waterschap in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank heeft een termijn van twee weken gesteld voor dit herstel, waarna eiser de mogelijkheid krijgt om te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/5245 en 24/7869 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en

het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta (het waterschap)

(gemachtigde: mr. M.L.A. Sluiter).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [de vergunninghouder] uit [plaats]
(de vergunninghouder),
(gemachtigde: mr. P.A.M. van Hoef).

Procesverloop

1. Op 10 juni 2021 heeft het waterschap een vergunning verleend aan vergunninghouder voor het dempen van een sloot (B-water met [leggercode 1] ) ter hoogte van [adres 1] in [plaats] .
1.1. 11
11 januari 2024 heeft eiser bij het waterschap een verzoek ingediend voor het heropenen van een sloot (B-water met [leggercode 1] ) en het verwijderen van de dam in een sloot (B-water met [leggercode 2] ). Bij besluit van 18 april 2024 heeft het waterschap dit handhavingsverzoek afgewezen.
1.2.
Met de bestreden besluiten van 25 oktober 2021 en 18 september 2024 op de bezwaren van eiser is het waterschap, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, bij die besluiten gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Het waterschap heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 september 2025 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaak BRE 22/2127. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het waterschap, de vergunninghouder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inwerkingtreding Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag voor een watervergunning of een verzoek om handhaving van de Waterwet is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
3.1.
Zowel de aanvraag voor een watervergunning als het verzoek om handhaving is gedaan voor 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Waterwet, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Is de vergunning voor het dempen van de sloot [leggercode 1] terecht verleend?
4. Eiser is eigenaar van [adres 2] en de verbindingsweg tussen zijn perceel en de percelen van de vergunninghouder.
5. Eiser stelt dat de watervergunning van 10 juni 2021 voor het dempen van de sloot met [leggercode 1] ten onrechte is verleend. Hij vreest dat de afwatering door de vergunde demping niet (meer) deugdelijk is, waardoor wateroverlast op zijn perceel kan ontstaan. Ter onderbouwing voert hij aan dat bij besluit van 21 december 2015 een vergunning is verleend voor het dempen van twee B-watergangen ( [leggercode 2] en de eerste 105 meter van [leggercode 1] ) aan weerszijden van de verbindingsweg, met de verplichting om drainagestrengen aan te leggen. Volgens eiser blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 december 2017 [1] dat het waterschap toen heeft aangegeven dat het water via die drainagestrengen zou worden afgevoerd naar een gedeelte van de sloot [leggercode 1] dat gehandhaafd zou blijven. De in 2021 verleende vergunning ziet op het dempen van juist dat te handhaven deel, waardoor de eerder voorziene afwateringsmogelijkheid vervalt. Daarmee is niet langer verzekerd dat het water kan worden afgevoerd en is wateroverlast te vrezen. Eiser stelt daarom dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd.
5.1.
Het waterschap stelt dat de watervergunning van 10 juni 2021 terecht is verleend. Zij wijst erop dat de watervergunning is getoetst aan beleidsregel 6 en voorzien van voorschriften die waarborgen dat de waterafvoer en ontwatering van de omliggende percelen behouden blijven. De afwatering van het perceel van eiser is volgens het waterschap gewaarborgd omdat de watergang [leggercode 1] onder de weg door in verbinding staat met [watergang] . Hierdoor kan het water zo nodig via die watergang worden afgevoerd. Daarnaast blijkt uit het hydrologisch advies van 26 maart 2021 dat in het gebied rond de beoogde demping geen wateroverlastrisico’s bekend zijn. De percelen liggen op een rug, waardoor het zeer onwaarschijnlijk is dat er water op het maaiveld zou komen te staan. De opbouw van de grond ter plaatse is bovendien zodanig dat er sprake is van voldoende infiltratie in de bodem. Op grond daarvan acht het waterschap de vergunning zorgvuldig voorbereid en toereikend gemotiveerd.
5.2.
De rechtbank overweegt dat voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam van de categorie B (B-water) een vergunning is vereist. [2] Een vergunning wordt geweigerd voor zover de verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in de Waterwet, te weten: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. [3] Het waterschap kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning. [4]
5.3.
Uit deze bepalingen volgt dat de bij de besluitvorming te verrichten belangenafweging slechts betrekking kan hebben op waterstaatkundige belangen. De rechtbank wijst in dit verband op vaste jurisprudentie van de Afdeling, [5] waaruit blijkt dat het waterschap bij een aanvraag om een watergunning dient te beoordelen of waterstaatkundige belangen zich tegen het verlenen van de watervergunning verzetten. Het waterschap heeft daarbij niet de ruimte om meer of andere belangen te betrekken in zijn besluitvorming dan die welke voortvloeien uit artikel 2.1 van de Waterwet.
5.4.
Bij het verlenen van de watervergunning van 10 juni 2021 is het waterschap ervan uitgegaan dat het gedeelte van de watergang [leggercode 1] onder de weg door in tact blijft en het water zo nodig kan worden afgevoerd in [watergang] .
5.5.
Op zitting hebben zowel eiser als de vergunninghouder betwist dat er een verbinding onder de weg door ligt tussen watergang [leggercode 1] en [watergang] . Eiser verwijst daarbij naar een e-mail van de heer [naam] van het waterschap, waarin staat dat deze verbinding ontbreekt.
5.6.
De rechtbank stelt vast dat de veronderstelde verbinding tussen [leggercode 1] en [watergang] een dragend element vormt in de motivering van het bestreden besluit. Zonder die verbinding is niet zeker of de afwatering vanaf het perceel van eiser voldoende is gewaarborgd. Zowel eiser als vergunninghouder hebben op zitting betwist dat deze verbinding aanwezig is. Het waterschap heeft deze betwisting op zitting onvoldoende weerlegd met feitelijke gegevens. Omdat de rechtbank daardoor niet kan vaststellen dat de veronderstelde verbinding aanwezig is en daarom de gegeven motivering niet kan volgen, is het besluit genomen zonder toereikende motivering.
5.7.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het waterschap in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering. Om het gebrek te herstellen, moet het waterschap onderzoeken en documenteren of er een verbinding onder de weg door ligt tussen watergang [leggercode 1] en [watergang] . De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het waterschap het gebrek kan herstellen op twee weken na verzending van deze tussenuitspraak.
5.8.
Als het waterschap gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van het waterschap. In beginsel, ook in de situatie dat het waterschap de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
5.9.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het waterschap in de gelegenheid om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koek, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 22 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Waterwet
Artikel 2.1
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
(…)
Artikel 6.21
Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 (…).
Keur waterschap Brabantse Delta 2015
Artikel 3.1 Vergunning oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende beschermingszones, ondersteunende kunstwerken en profiel van vrije ruimte
1. Het is verboden zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones of ondersteunende kunstwerken door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.
2. Het is verboden zonder vergunning een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk aan te leggen.
3. Het is verboden zonder vergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden.
Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater

6. Beleidsregel Dempen en graven oppervlaktewaterlichamen

6.1.3.Toepassingsgebied
Deze beleidsregel is van toepassing op alle a- en b-wateren, en voor c-wateren voor zover dit niet is vrijgesteld onder algemene regel 4.
6.2.
Doel van de beleidsregel
Het doel van deze beleidsregel is om wateroverlast, dan wel watertekort te voorkomen. Hierbij is het doel dat de water aan- en afvoer en de benodigde waterberging tenminste hetzelfde blijven. Ook moet het mogelijk blijven om zonder belemmeringen doelmatig beheer en onderhoud van a-wateren uit te kunnen voeren.
Voor de beschermde gebieden keur wordt een waterhuishoudkundige bescherming voorgestaan gericht op het bij voorkeur verbeteren van de condities voor de natuur of op verbetering van de landbouwkundige condities maar minimaal stand-still voor de natuur.
6.3.
Motivering van de beleidsregel
6.3.1.Algemeen
Met een demping of vergroting van oppervlaktewaterlichamen wordt de bestaande afwatering en water-aanvoer veranderd. Een demping mag niet leiden tot een afname van de benodigde bergingscapaciteit van het watersysteem, tenzij deze maatregel is gericht op verbetering van het watersysteem.
(…)
6.3.5.Attentiegebieden
De attentiegebieden vormen de buffer tussen de natte natuurparels en hun omgeving. Binnen deze zones dienen hydrologische verschillen tussen natte natuurparels en omgeving opgevangen te worden. De attentiegebieden zijn in eerste instantie gericht op bescherming van de hydrologisch toestand binnen de natte natuurparels. Daarnaast kunnen in deze gebieden, waar nodig, compenserende maatregelen worden getroffen om uitstralingseffecten vanuit de natte natuurparels naar de omgeving te voorkomen. Het totaal aan maatregelen wordt tenminste getoetst op stand-still op de rand van de natte natuurparel. Bij voorkeur heeft het totaal aan maatregelen binnen deze zone een positief effect op de gewenste natuurontwikkeling binnen de beschermde gebieden.
(…)
6.4.
Toetsingscriteria
6.4.1.
Dempen
1. Er moet worden aangeven op welke manier en op welke plek de vermindering van het benodigde bergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam wordt gecompenseerd.
2. De compensatie moet bij voorkeur vooraf aan het dempen zijn uitgevoerd.
3. Voor dempingen in peilbesluitgebieden geldt:
a. Demping 1:1 compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b.
b. Demping compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil). Indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c.
c. Demping compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar d.
d. Demping compenseren in het zelfde bemalingsgebied.
Met het afwijken van de hoofdregel (compenseren in hetzelfde peilgebied) moet terughoudend worden omgegaan. Het uiteindelijke resultaat mag geen negatieve invloed hebben op de werking van het watersysteem.
(…)

Voetnoten

2.Art. 6.13 Waterwet en art. 3.1 Keur waterschap Brabantse Delta 2015 (Keur).
3.Art. 2.1 en art. 6.21 Waterwet.
4.Art. 6.20 Waterwet.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1094 en 2 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4559.