ECLI:NL:RBZWB:2025:7217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/1908
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft belanghebbende, een B.V. uit [plaats], op 8 januari 2024 een brief gestuurd naar de Belastingdienst, waarin zij haar onvrede uitdrukt over een naheffingsaanslag omzetbelasting voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. De brief werd door de inspecteur als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet tijdig het griffierecht van € 371,- heeft voldaan, ondanks herhaalde verzoeken om dit te doen. De gemachtigde van belanghebbende had aangegeven dat er sprake was van betalingsonmacht, maar dit beroep werd door de griffier afgewezen. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar was, en dat de rechtbank daarom niet inhoudelijk op het beroep kon ingaan. De uitspraak houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1908

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft op 8 januari 2024 een brief gestuurd, ontvangen bij de belastingdienst op 11 januari 2024. In deze brief staat dat belanghebbende het niet eens is met de naheffingsaanslag omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 met [aanslagnummer]. De brief is aangemerkt als reactie op de uitspraak op bezwaar over de naheffingsaanslag van 22 december 2023. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 371,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Betalingsonmacht
4. Bij brief van 2 mei 2024 heeft de gemachtigde aangegeven dat belanghebbende niet in staat is het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Bij bericht van 2 mei 2024 is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Aan dit verzoek van de rechtbank heeft de gemachtigde niet volledig voldaan. De griffier heeft vervolgens bij bericht van 11 juni 2024 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
5. Bij berichten van 12 juni 2024, 20 juli 2024, 25 september 2024, 14 oktober 2024, 28 november 2024 en 21 juni 2025 heeft gemachtigde nogmaals een beroep gedaan op betalingsonmacht. Bij berichten van 25 september 2024, 2 oktober 2024 en 14 augustus 2025 heeft de rechtbank kenbaar gemaakt de verzoeken om betalingsonmacht niet in behandeling te nemen. Het beroep op betalingsonmacht was reeds op 11 juni 2024 afgewezen. Belanghebbende is daarbij nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te voldoen.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
6. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 14 augustus 2025 belanghebbende voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 15 augustus 2025 om 13:19 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
7. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
8. Belanghebbende heeft als reden voor dit verzuim gegeven dat het griffierecht niet kan worden betaald. Zoals hiervoor is overwogen is het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Dit is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.P.A.G. Dekkers, griffier, op 24 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.