ECLI:NL:RBZWB:2025:719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
02-256150-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld met lichamelijk letsel door minderjarige verdachte

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld met lichamelijk letsel tot gevolg. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 augustus 2024, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen een slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer met een ijzeren staaf geslagen en de medeverdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte op een voor het publiek toegankelijke plaats geweld hebben gepleegd, wat heeft geleid tot letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 30 uren en een jeugddetentie van 73 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,00 voor immateriële schade aan de benadeelde partij toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het feit. De rechtbank heeft de vordering voor materiële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De beslissing is genomen na een inhoudelijke behandeling van de zaak op 28 januari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-256150-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.A.M. Dekkers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
die daar letsel aan heeft overgehouden, dan wel dat hij heeft geprobeerd om die [slachtoffer] aangever ernstig te verwonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging bewezen. Verdachte en de medeverdachte hebben op straat geweldshandelingen verricht tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] met een ijzeren staaf tegen zijn knie en op zijn hoofd geslagen en de medeverdachte heeft [slachtoffer] met een mes in zijn buik gestoken. Als gevolg van het door verdachte gepleegde geweld liep [slachtoffer] letsel op aan zijn been en hoofd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging kan worden bewezen met uitzondering van het onder sub 2 tenlastegelegde geweld, omdat bij verdachte geen sprake was van opzet op het gebruiken van het mes tegen [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis worden verdachte en de medeverdachte hierna respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte] genoemd.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] en [medeverdachte] op 7 augustus 2024 in de buurt van het [straat] in [plaats] op een voor het publiek toegankelijke plaats geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer] . [verdachte] heeft een ijzeren staaf ter hand genomen en heeft daarmee [slachtoffer] onder zijn knie en op het hoofd geslagen. [medeverdachte] heeft met een mes [slachtoffer] gestoken in zijn linkerzij.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een openlijke geweldssituatie waarbij [verdachte] een belangrijke rol speelde. Op het moment van de geweldsuitoefening was sprake van een twee tegen één situatie, waarbij [verdachte] begon door een ijzeren staaf als wapen te gebruiken tegen [slachtoffer] . Daarna ontstond het gevecht waarbij [medeverdachte] [slachtoffer] heeft gestoken en [verdachte] nog met de ijzeren staaf het hoofd van [slachtoffer] heeft geraakt. Ook het steken met het mes door [medeverdachte] kan aan [verdachte] worden toegerekend. Het mes was van [verdachte] afkomstig en dit mes is vlak voordat het geweldsincident plaatsvond in handen van [medeverdachte] gekomen. [verdachte] kreeg de ijzeren staaf van [medeverdachte] .
Het tussen [verdachte] en [naam] gevoerde chatgesprek één dag na het voorval is in dat verband veelzeggend. Daarin zegt [verdachte] dat hij en [medeverdachte] zijn “geswitched” van het mes en de staaf, omdat iedereen zei dat hij niks met het mes zou doen en [medeverdachte] wel. Ook zegt hij dat ze hadden afgesproken “om hem te vatten”. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit chatgesprek weinig ruimte voor interpretatie en hebben [verdachte] en [medeverdachte] op enig moment van tevoren met elkaar afgestemd wie welk wapen zou gebruiken tegen [slachtoffer] . Het moet voor [verdachte] dan ook duidelijk zijn geweest dat dit mes (mogelijk) door [medeverdachte] gebruikt zou gaan worden tegen [slachtoffer] .
De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking dat verdachten ook een motief hadden.
Zij hebben immers beiden verklaard dat de reden voor de samenkomst op 7 augustus 2024 een openstaande schuld van € 20,00 was die door [slachtoffer] betaald moest worden.
[slachtoffer] liep als gevolg van het door verdachte uitgeoefende geweld letsel op aan zijn hoofd en been. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 7 augustus 2024 te [plaats] , openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
(1) het steken met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] en
(2) het slaan met een ijzeren staaf op het hoofd en het been van die [slachtoffer]
welk onder (2) door hem gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel, te weten een wond op zijn been en hoofd voor die [slachtoffer] ten gevolge
heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de leerstraf Tools4U Verlengd. Daarnaast heeft zij de oplegging gevorderd van een jeugddetentie van 73 dagen,
met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Verzocht is om aan het voorwaardelijke strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden te verbinden, met dien verstande dat voor wat betreft het contactverbod kan worden volstaan met een contactverbod met alleen aangever en de medeverdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een deels voorwaardelijke taakstraf. Verdachte is bereid om mee te werken aan de leerstraf Tools4U en aan de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden. De verdediging acht een contactverbod met alleen aangever en de medeverdachte afdoende.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 7 augustus 2024 schuldig gemaakt aan openlijk geweld door samen met de medeverdachte fors geweld te gebruiken tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] werd door verdachte met een ijzeren staaf geslagen tegen zijn knie en op zijn hoofd en door de medeverdachte gestoken met een mes. Verdachte was degene die het geweld initieerde, waarna de situatie volledig escaleerde. Na de geweldsplegingen gingen verdachten ervandoor en lieten zij aangever gewond en hevig bloedend achter. De reden van dit alles zou een schuld van € 20,00 zijn geweest die [slachtoffer] aan iemand anders was verschuldigd.
Door de openlijke geweldpleging is [slachtoffer] enorm angstig geworden. Hij is door zijn autisme bijzonder gevoelig voor prikkels, maar dit lijkt te zijn verergerd sinds 7 augustus 2024. [slachtoffer] is niet graag alleen en is erg alert binnen- en buitenshuis. Dat voorafgaand afspraken zijn gemaakt om “hem te pakken” heeft veel impact op hem.
Verdachte heeft door zijn handelen ook bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en intolerantie in de samenleving. De gevolgen van het geweld zullen ongetwijfeld gegrift staan in het geheugen van de personen die zich hebben ontfermd over de gewonde en bebloede aangever.
Bij de strafbepaling slaat de rechtbank acht op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en houdt zij er rekening mee dat verdachte een first offender is.
De rechtbank slaat verder acht op het Psychologisch onderzoek Pro Justitia van
21 november 2024. De psycholoog concludeert dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap, maar wel van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt als laag tot matig ingeschat en er wordt geen aanleiding gezien voor toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Een (forensisch) poliklinische behandeling wordt niet noodzakelijk geacht. De psycholoog adviseert oplegging van de leerstraf SoCool ,
het blijven monitoren van de omgang met andere jongeren en het zoeken naar een geschikte woonvorm omdat de thuissituatie van verdachte problematisch is. De psycholoog meent dat dit alles kan worden bewerkstelligd binnen het lopende jeugdreclasseringstoezicht door de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering). In overweging wordt gegeven om het toezicht over te dragen aan Jeugdbescherming Brabant Jeugdreclassering vanwege het gemiddelde intelligentieniveau van verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) heeft een strafadvies uitgebracht op
9 januari 2025. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, maar op het gebied van gezin en relaties loopt dit risico op tot midden en hoog. De Raad adviseert oplegging van de leerstraf Tools4U Verlengd en een voorwaardelijke jeugddetentie, met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden het zoeken naar een geschikte woonvoorziening voor verdachte en toezicht door de jeugdreclassering. De Raad acht het wenselijk dat dit toezicht wordt voortgezet door de jeugdreclassering, aangezien dit momenteel goed verloopt en er een vertrouwensrelatie met verdachte is opgebouwd. Verder ziet de Raad meerwaarde in oplegging van een contactverbod met de vriendengroep van verdachte en de voorwaarde dat hij zich moet houden aan de inzet van hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Op de zitting van 28 januari 2025 is als deskundige de heer [deskundige] van de jeugdreclassering gehoord. Het schorsingstoezicht van verdachte is zonder problemen verlopen. Verdachte doet het goed op school en zijn werk. Zijn werkgever is op de hoogte van deze strafzaak en staat in goed contact met de familie. De door de Raad geadviseerde Tools4U training wordt meer passend gevonden dan de door de psycholoog geadviseerde SoCool training, omdat bij verdachte geen sprake is van LVB-problematiek. De jeugdreclassering kan zich volledig vinden in het advies van de Raad, maar acht een contactverbod met de vriendengroep niet uitvoerbaar. Wel wordt de meerwaarde gezien van een contactverbod met aangever en de medeverdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot de leerstraf Tools4U Verlengd van 30 uur. Vanwege de ernst van het feit wordt tevens een jeugddetentie opgelegd van
73 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde voorwaarden verbinden met uitzondering van het verzochte contactverbod met de vriendengroep van verdachte. De rechtbank zal in plaats daarvan een contactverbod met aangever en de medeverdachte opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.270,00, waarvan
€ 770,00 voor materiële schade en € 1.500,00 voor immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde materiële schadebedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De immateriële schade
Op de eerste plaats heeft verdachte met het bewezenverklaarde handelen de benadeelde partij lichamelijk letsel toegebracht, hetgeen op zichzelf een grondslag vormt voor een immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft daarnaast aangevoerd nadelige psychische gevolgen te hebben ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen,
dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade ook op die grondslag voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.500,00 billijk.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 7 augustus 2024.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a + 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het
primairtenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten
Tools4U Verlengd van 30 uren;
- beveelt dat, indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 15 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 73 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering tot het einde van de proeftijd;
* zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte mee moet werken aan een onderzoek naar welke woonvoorziening het meest passend voor hem is;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2003 te [geboorteplaats] ,
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedag 3] 2003 te [geboorteplaats] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf
7 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 1.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 7 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling nul dagen gijzeling zal worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en
mr. P.B. Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te [plaats] , openlijk, te weten, [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
(1) het steken met een mes in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
(2) het meermalen, althans eenmaal, slaan met een ijzeren staaf, althans een daarop gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het been, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
welk onder (2) door hem gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel, te weten een wond op zijn been en/of hoofd, althans het lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge
heeft gehad;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te [geboorteplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren staaf, althans een daarop gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het been, althans heft
lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )