4.3.2.De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Juridisch kader
In zedenzaken zijn doorgaans slechts twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Indien de veronderstelde dader ontkent, moet de rechter allereerst beoordelen of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dat bewijsminimum houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs, dat afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan onder meer worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring van verkrachting niet is vereist dat de verkrachting als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan de aangeefster. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en dat overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Verklaring aangeefster
Aangeefster verklaart dat zij in de avond/nacht van 6 op 7 februari 2025 aanwezig was in de woning aan [woonadres] in [plaats] , samen met onder meer verdachte en zijn ex-partner, genaamd [naam] . Dit betrof de woning van verdachte. Gedurende die avond/nacht werd er alcohol gedronken en drugs gebruikt en is er ruzie ontstaan, omdat verdachte kennelijk in de veronderstelling verkeerde dat aangeefster en [naam] hem wilden bestelen. Tijdens deze ruzie heeft [naam] de woning verlaten en is zij ondanks meerdere verzoeken van verdachte niet teruggekeerd. Vervolgens heeft verdachte aangeefster bespuugd, geslagen en haar verteld dat ze niet meer levend de woning uit zou komen. Aangeefster heeft geprobeerd zich aan deze situatie te onttrekken door naar de tuin te vluchten, maar is door verdachte aan haar haren terug de woning in getrokken. Zij is vervolgens door verdachte uitgescholden, geslagen, geschopt en hij heeft met zijn handen of een kledingstuk haar keel dichtgedrukt. Ook heeft verdachte met een tondeuse de hoofdharen van aangeefster afgeschoren. De videobeelden die verdachte hiervan heeft gemaakt, zijn door hem naar [naam] gestuurd. Hierna heeft verdachte aangeefster gedwongen om hem te pijpen en heeft hij haar op twee verschillende plaatsen in de woning verkracht door zijn penis in haar vagina te penetreren, zonder gebruik van een condoom. Tijdens deze verkrachting pakte verdachte met zijn ene hand de keel van aangeefster beet en met zijn andere hand deed hij de benen van aangeefster uiteen. Ook deed verdachte zijn hand op de mond van aangeefster zodat niemand haar kon horen schreeuwen. Verdachte zei tegen aangeefster dat zij niks mocht zeggen tegen [naam] . Anders zou hij aangeefster dood maken. Nadat de door [naam] gewaarschuwde politie ter plaatse kwam, is de verkrachting gestopt.
Op enig moment tijdens de avond/nacht van 6 op 7 februari 2025 is ook een kennis of vriend van verdachte, genaamd [medeverdachte] , in de woning gearriveerd. De medeverdachte probeerde verdachte in het begin rustig te krijgen, maar stond later aan de kant van verdachte. Ook de medeverdachte heeft aangeefster uitgescholden, geslagen, geschopt en haar tegengehouden toen ze probeerde weg te lopen. Verder heeft de medeverdachte een schoen op het gezicht van aangeefster geduwd. Op het moment dat aangeefster verdachte moest pijpen, heeft de medeverdachte een vleesmes op haar knie gezet en met een vleeshamer op dat mes geslagen. De verkrachting heeft de medeverdachte niet gezien, omdat hij in een andere kamer was. Wel heeft hij gehoord dat aangeefster om hulp riep. De medeverdachte heeft tegen aangeefster gezegd dat hij haar dood zou maken, dat hij de volgende was die haar zou gaan verkrachten en dat zij hem moest pijpen, nadat zij verdachte had gepijpt. Zover is het echter niet gekomen, omdat de politie de woning binnenkwam.
Gedurende het hierboven omschreven voorval heeft aangeefster meermaals om hulp geroepen en verdachte tevergeefs tot kalmte gemaand en gevraagd om haar te laten gaan.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. De rechtbank stelt vast dat aangeefster op twee momenten een verklaring heeft afgelegd, namelijk tijdens het informatief zedengesprek op 7 februari 2025 – enkele uren na het voorval – en tijdens haar aangifte op 8 februari 2025. Aangeefster heeft op deze momenten gedetailleerd en consistent verklaard over zowel de seksuele handelingen als over de omstandigheden waaronder die plaatsvonden. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Steunbewijs
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. De rechtbank wijst op de bevindingen van de politie na het op 7 februari 2025 binnentreden van de woning, waarbij is omschreven op welke wijze zij aangeefster aantroffen en in welke gemoedstoestand aangeefster op dat moment verkeerde. Daarnaast wijst de rechtbank op de beschrijving van het bij aangeefster waargenomen letsel, de beschrijving en vertaling van video’s die tijdens het voorval zijn gemaakt, de getuigenverklaring en telefoongegevens van [naam] en de verklaring van verdachte zelf. Gelet op dit steunbewijs gaat de rechtbank uit van de omstandigheden en handelingen zoals deze door aangeefster zijn beschreven.
Opzetverkrachting
Van opzetverkrachting is sprake als de verdachte met een ander seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, terwijl hij – al dan niet in voorwaardelijke zin – wist dat bij de ander de wil daartoe ontbrak. Van wetenschap van een ontbrekende wil bij de ander is in het algemeen sprake als de ander met duidelijke verbale of non-verbale signalen te kennen heeft gegeven het seksuele contact niet op prijs te stellen en de verdachte dit seksuele contact toch heeft voortgezet.
Om tot een bewezenverklaring van gekwalificeerde opzetverkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de opzetverkrachting werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat onomstotelijk uit de door aangeefster beschreven omstandigheden en handelingen blijkt dat bij haar de wil tot seksueel contact met verdachte ontbrak én dat het niet anders kan dan dit voor verdachte duidelijk was. Ook blijkt hieruit dat dit seksuele contact met gebruik van verschillende manieren van dwang, geweld of bedreiging heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte.
De rechtbank overweegt dat de medeverdachte ten tijde van het voorval bij verdachte en aangeefster in de woning aanwezig was, zich niet heeft onttrokken aan de situatie en aangeefster ook niet doortastend te hulp is geschoten. Integendeel, volgens aangeefster heeft ook hij haar uitgescholden, met de dood bedreigd, geslagen, geschopt en tegengehouden toen ze probeerde weg te lopen. Hiermee heeft de medeverdachte eraan bijgedragen dat verdachte de seksuele handelingen bij aangeefster kon verrichten. Door het gebruik van een vleesmes en een vleeshamer heeft hij de omstandigheden zelfs nog beangstigender en kwalijker voor aangeefster gemaakt. De medeverdachte heeft zelf weliswaar geen seksuele handelingen bij aangeefster verricht, maar dat was kennelijk wel het plan. Hij zou na verdachte ‘aan de beurt’ zijn. Dat dit deel van het plan uiteindelijk niet is voltooid, is enkel en alleen te danken aan het ingrijpen door de politie.
De rechtbank acht de bijdrage van de medeverdachte van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met de medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.