In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 863. De belanghebbende had bezwaar gemaakt, dat deels gegrond werd verklaard, maar de correctie voor de ontvangen Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) bleef in stand. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslag niet tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De rechtbank behandelt ook de procedure rondom de zitting, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, en de afwijzing van haar verzoek om uitstel. De rechtbank concludeert dat de correctie met betrekking tot de TOGS terecht is toegepast, omdat deze niet correct in de aangifte was verwerkt. Uiteindelijk wordt het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 685. De inspecteur moet het griffierecht vergoeden, maar er is geen recht op proceskostenvergoeding omdat de belanghebbende geen kosten heeft opgegeven die voor vergoeding in aanmerking komen.