ECLI:NL:RBZWB:2025:7154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
02-118871-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van vrachtwagenchauffeur

Op 15 november 2023 vond er een tragisch verkeersongeval plaats te Oosterhout, waarbij een vrachtwagenchauffeur, verdachte, betrokken was. De verdachte had niet of onvoldoende aandacht voor de weg en andere verkeersdeelnemers, omdat hij tijdens het rijden aan het videobellen was. Dit leidde tot een aanrijding met een bromfietser, die geen voorrang kreeg en als gevolg daarvan overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat resulteerde in een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging van drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie, vooral gezien de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De verdachte had een blanco strafblad, maar zijn gedrag en gebrek aan inzicht in de gevaren van het gebruik van een mobiele telefoon tijdens het rijden werden zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02.118871.25
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 oktober 2025
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. E. Benhaim, advocaat te Rotterdam
in de strafzaak tegen

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is gedood dan wel dat verdachte door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde, de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna ook: WVW). Verdachte had zijn aandacht langere tijd niet op het verkeer en de weg gehouden omdat hij aan het videobellen was. Ongeveer een minuut voordat het ongeval plaatsvond had hij nog een Whatsapp bericht gestuurd. Ook had hij haast, omdat het bedrijf waar hij naartoe op weg was snel zou sluiten. Gezien die omstandigheden kon verdachte er zich niet voldoende van vergewissen dat de weg welke hij wilde afleggen vrij was en sloeg hij linksaf zonder [slachtoffer] voorrang te verlenen. Met als gevolg dat [slachtoffer] om het leven kwam. Volgens de officier van justitie is sprake van zeer ernstige schuld. Daarbij is opgemerkt dat van beroepschauffeurs, zeker van vrachtwagenchauffeurs, mag worden verwacht dat zij zich extra bewust zijn van de gevaren die het wegverkeer met zich brengen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Zij stelt dat het niet verlenen van voorrang door verdachte niet strafrechtelijk verwijtbaar is, nu hij goed in zijn spiegels, voorruit en naast zich had gekeken voordat hij afsloeg. Daarnaast is aangevoerd dat het ‘handsfree’ bellen van verdachte niet heeft geleid tot een verminderde oplettendheid of afleiding voorafgaand en ten tijde van het ongeval. Ook is het tijdsbestek tussen het sturen van het laatste WhatsApp-bericht door verdachte en het verkeersongeval, onvoldoende om een causaal verband aan te nemen. Van haastig gedrag is geen sprake, omdat verdachte wist dat er ook nog een collega van hem bij het bedrijf waar hij moest lossen aanwezig was.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd, is vereist dat vast komt te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In dit verband zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij geldt dat één verkeersovertreding in beginsel nog niet voldoende is voor schuld in vorenbedoelde zin. De schuldvraag kent verder verschillende gradaties: aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos, welke laatste variant geldt als de zwaarste aan opzet grenzende vorm van schuld.
Het ongeval
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het besprokene ter zitting vast, dat verdachte op 15 november 2023 omstreeks 17.08.19 uur als bestuurder van een vrachtwagen reed op de Statendamweg te Oosterhout, komende uit de richting van de Bovensteweg. Ter hoogte van [bedrijf] bestaat de Statendamweg uit twee rijbanen (één per richting) die zijn gescheiden door een middenberm. Aan de wegzijde waar [bedrijf] zich bevindt, loopt een fietspad voor fietsverkeer in beide richtingen. Ter hoogte van [bedrijf] sloeg verdachte linksaf om het terrein van dit bedrijf op te rijden. Daarbij verleende hij geen voorrang aan de bestuurder van een bromfiets, [slachtoffer] , die in dezelfde richting over het fietspad rechtdoor reed. Hierdoor kwam de voorzijde van de bromfiets in aanrijding met de linkerzijde van de vrachtwagen. [slachtoffer] kwam onder de vrachtwagen terecht en overleed direct ter plaatse.
Het rij- en kijkgedrag van verdachte
De rechtbank neemt in aanmerking de omstandigheden waaronder de verkeersovertreding, te weten het niet verlenen van voorrang, is begaan. Verdachte naderde de plaats waar hij een bijzondere manoeuvre ging verrichten, namelijk linksaf slaan. Daarvoor diende hij de linker rijbaan voor tegemoetkomend verkeer en het fietspad met verkeer uit beide richtingen, over te steken. Een dergelijke manoeuvre vraagt naar het oordeel van de rechtbank van elke bestuurder van een motorrijtuig extra alertheid en voorzichtigheid. Dat geldt temeer voor een professioneel vrachtwagenchauffeur die met een zwaarder en minder wendbaar voertuig deelneemt aan het verkeer. Op een professioneel vrachtwagenchauffeur rust een bijzondere verantwoordelijkheid om tijdig te kunnen anticiperen op hetgeen zich voordoet in het verkeer, met het oog op andere kwetsbaardere verkeersdeelnemers.
De rechtbank telt daarbij op dat verdachte niet bekend was met de situatie ter plaatse, dat het bewuste fietspad is bestemd voor fietsverkeer in beide richtingen, dat de avondspits was ingetreden, dat het schemerachtig was, dat ook de bromfietser zijn verlichting aan had en dat de vrachtauto zwaarbeladen was. Ook met deze omstandigheden moest verdachte rekening houden en daarom uiterst zorgvuldig handelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij al had opgemerkt dat op het fietspad verkeer vanuit twee richtingen kon komen en dat hij bij het afslaan goed had gekeken, maar dat hij de bromfietser op geen enkel moment had gezien. Zijn zicht vanuit de vrachtwagen zou op geen enkele wijze worden belemmerd. Hij zegt verder “in een vloeiende beweging” linksaf te zijn geslagen.
De Statendamweg betreft een rechte overzichtelijke weg. Verdachte had de brommer van het slachtoffer kunnen zien voordat hij de bocht ging maken. Dat volgt uit het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer waarin het resultaat weergegeven is van het onderzoek dat is gedaan naar de bewegende beelden. Op de pagina’s 109 tot en met 111 van het proces-verbaal is te lezen dat de vrachtwagencombinatie om 17:08:12 de linker richtingaanwijzers aanzet. Op dat moment reed de vrachtauto nog 75 meter voor de kruising en de brommer nog 100 meter voor die kruising. Als verdachte toen met aandacht naar links had gekeken had hij de brommer, die toen slechts 25 meter achter hem reed, zeker kunnen zien. De brommer reed toen ongeveer halverwege de vrachtwagencombinatie en had zijn verlichting aan.
Bij aandachtig en oplettend rijden en kijken had verdachte de brommer van het slachtoffer op dat moment ook moeten zien.
De verklaring van verdachte, dat hij op dit moment goed zou hebben gekeken, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. De conclusie kan niet anders zijn dan dat verdachte op dat moment niet voldoende aandachtig en oplettend heeft gekeken.
Voorts is op de camerabeelden duidelijk te zien dat verdachte vervolgens “in een vloeiende beweging” links is overgestoken, zoals hij ook zelf heeft aangegeven. Dit gebeurde met een behoorlijke snelheid, allerminst stapvoets, en zonder tussentijds, vlak voor het naderen van het fietspad, vaart te minderen, om zich te vergewissen van het naderende verkeer. In dit kader heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij aan het begin van het fietspad niet heeft gekeken of er uit beide richtingen op het fietspad verkeer kwam. Verdachte had dit uit oogpunt van verkeersveiligheid wel moeten doen.
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte en uit zijn eigen verklaring vloeit voort dat verdachte geruime tijd voor en ten tijde van de aanrijding gebruik maakte van zijn mobiele telefoon. Hij was aan het videobellen met een vriend, met gebruikmaking van een Airpod in zijn oor. Anders dan bij regulier (‘handsfree’) bellen, bestaat hierbij niet alleen spraakcontact, maar ook beeldcontact. Beeldbellen vraagt nog meer dan handsfree bellen de aandacht van de bestuurder. De beeldbeller is niet alleen met spraak maar ook met beeld in zekere zin aanwezig in de cabine en dat leidt de chauffeur nog eens extra af. Bovendien had verdachte tijdens het beeldbellen meerdere WhatsApp-berichten met zijn telefoon verzonden, waarvan de laatste nog ongeveer een minuut voorafgaand aan het ongeluk.
Mate van schuld
Uit het voorgaande volgt dat verdachte zijn aandacht niet voortdurend en niet voldoende op de weg en het verkeer heeft gehouden, met name richting het fietspad en hij onvoldoende heeft gekeken of het fietspad vrij was. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat het gebruik van de mobiele telefoon, waarmee hij geruime tijd en constant tijdens het rijden bezig was, heeft bijgedragen aan het feit dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer op het fietspad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van een mobiele telefoon in de auto, zeker beeldbellen en appen, afleidend is en er was geen andere oorzaak waarom verdachte de bromfietser op het fietspad niet heeft gezien.
Bovendien heeft verdachte geen snelheid verminderd bij het naderen van het fietspad en heeft hij vlak voor het oversteken van het fietspad niet naar links gekeken of uit die richting nog verkeer kwam. Verdachte heeft uiteindelijk geen voorrang aan de bromfietser verleend.
De rechtbank is van oordeel dat de opeenstapeling van gedragingen, van fouten die door verdachte zijn gemaakt, valt onder de categorie “zeer onvoorzichtig/onoplettend”.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 november 2023 te Oosterhout als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
Statendamweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
tijdens het rijden handelingen verricht met zijn mobiele
telefoon, en
(daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en de weg vóór en
naast zich gehouden, en
in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, links van hem
gelegen fietspad gelet en gekeken of dit fietspad vrij was van overige
verkeersdeelnemers en
zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en
bij het afslaan naar links geen voorrang verleend aan een bestuurder van een
bromfiets,
waardoor hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde
bromfiets en diens bestuurder,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn/haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vijf jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt te volstaan met een voorwaardelijke rijontzegging, omdat verdachte zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als beroepschauffeur. Voorts vraagt zij rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is, dat de gebeurtenis ook op hem een diepgaande impact heeft gehad en dat hij open heeft gestaan voor mediation.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft een noodlottig verkeersongeval veroorzaakt. Als bestuurder van een vrachtwagen heeft hij voorafgaand aan het nemen van de bocht om links af te slaan naar een bedrijventerrein niet of niet met aandacht gekeken naar de weg en andere verkeersdeelnemers. Hij stak vervolgens de linker rijbaan en het fietspad over zonder vaart te minderen en zonder aan het begin van het fietspad te kijken of er uit beide richtingen verkeer kwam. Verdachte bleek te zijn afgeleid, omdat hij constant met zijn telefoon bezig was. Verdachte heeft bromfietser [slachtoffer] tijdens zijn manoeuvre niet opgemerkt en heeft hem op het fietspad geen voorrang verleend, met als gevolg dat de fatale aanrijding heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is overleden. Hij was net 25 jaar oud en in de bloei van zijn leven. De nabestaanden moeten verder leven met dit onherstelbaar leed, dit intense verdriet. Ter terechtzitting is namens de ouders een slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit de enorme impact van dit grote verlies is gebleken. Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal het leed van de ouders en naaste omgeving van [slachtoffer] niet kunnen verzachten.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat en de hoogte daarvan rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen. Verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad en heeft als vrachtwagenchauffeur zijn rijbewijs nodig.
De rechtbank weegt daarnaast de lakse houding van verdachte mee. Hij is ervan overtuigd dat hij wel goed heeft gekeken en niets verkeerd heeft gedaan. Daarmee toont hij geen enkel inzicht in zijn handelen. Op basis van hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard, heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat hij sinds het ongeluk voorzichtiger op de weg is geworden en verbeteringen in zijn rijgedrag laat zien. Dit terwijl hij beroepschauffeur is en rijdt met een, soms zwaar beladen, vrachtwagencombinatie. Hoewel verdachte zelf heeft aangegeven dat hij weet dat hij beter niet kan (beeld)bellen tijdens het rijden, zegt hij dat nog steeds te doen. Hij vergoelijkt zijn gedrag en onderschat de gevaren die daaraan kleven, zelfs nu er door zijn toedoen iemand is overleden.
De straf(fen)
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld en het slachtoffer is overleden, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de gedragingen van verdachte en de gevolgen die dit heeft gehad, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank ziet aanleiding om een hogere ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan twee jaar. Gelet op de omschreven houding van verdachte in combinatie bezien met zijn beroep als vrachtwagenchauffeur, acht de rechtbank het van belang dat verdachte zich voor een langere periode dan twee jaar niet als vrachtwagenchauffeur op de weg begeeft. De rechtbank hecht er waarde aan dat het tot verdachte doordringt dat hij met zijn rijgedrag een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd en dat andere weggebruikers in de toekomst worden behoed voor verdere ongelukken.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging van drie jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van drie jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, en
mr. R.H.M. Pooyé en mr. S.H. Stein, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 oktober 2025.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Oosterhout als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
Statendamweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
tijdens het rijden een of meerdere handelingen verricht aan en/of met zijn mobiele
telefoon, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór en/of
naast zich gehouden, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, links van hem
gelegen fietspad gelet en/of gekeken of dit fietspad vrij was van overige
verkeersdeelnemers en/of
zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en/of
bij het afslaan naar links geen voorrang verleend aan een bestuurder van een
bromfiets, althans heeft hij, verdachte, een bromfietser niet voor laten gaan
waardoor hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde
bromfiets en/of diens bestuurder,
althans, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
zodanig geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte die voornoemde weg kon overzien en
waarover deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Oosterhout als bestuurder van een voertuig (trekker/vrachtwagen), daarmee rijdende op de weg, de Statendamweg,
tijdens het rijden een of meerdere handelingen heeft verricht aan en/of met zijn
mobiele telefoon, en/of (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór en/of naast zich heeft gehouden, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, links van hem
gelegen fietspad heeft gelet en/of gekeken of dit fietspad vrij was van overige
verkeersdeelnemers en/of
zonder zich er voortdurend/voldoende van heeft vergewist dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en/of
bij het afslaan naar links geen voorrang heeft verleend aan een bestuurder van een bromfiets, althans heeft hij, verdachte, een bromfietser niet voor heeft laten gaan waardoor hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met voornoemde
bromfiets en/of diens bestuurder, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )